Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Schild

betekenis & definitie

Er zijn drie Hebreeuwsche woorden die in de Statenvertaling overgezet zijn door schild. Het laatste is slechts in twee gevallen bij ons vertaald door schild (1 Sam. 17 : 6, 45), waarvoor de Leidsche vertaling heeft strijdknots.

Ditzelfde woord is elders door de Statenvertaling door lans overgezet (Job 39 : 26; 41 : 21). Een wapen dat door de Babyloniërs en Perzen werd gehanteerd en door de Leidsche vertaling weer door strijdknots, maar door onze vertaling in Jer. 6 : 23 wordt weergegeven door spies.

De Septuaginta vertaalt nu eens door schild en dan door spies. Daaraan is ook te wijten dat het Hebreeuwsche woord bij ons niet door een en hetzelfde woord wordt overgezet.

Zoo blijven er twee woorden over waarvan het eerste het meest wordt gebruikt, beide in gewone en in overdrachtelijke beteekenis (Richt. 5 : 8; Gen. 15:1; Deut. 33 : 29). Het eerste wordt afgeleid van het in de Semietische talen voorkomend werkwoord dat beschutten, dekken, beteekent.

Het is het schild der lichtbewapenden. Een gewapend man, bedoeld in Spreuken 6 : 11; 24:34, is een man zulk een schild dragende; er wordt mede bedoeld een roover.

Het Hebreeuwsch heeft twee verschillende woorden voor rondas en schild. Het eerste is dan grooter dan het tweede.

Dr C. van Gelderen (editie J.

H.

Kok) vertaalt die dan ook door groote schilden en kleinere schilden (1 Kon. 10 : 16, 17). Van God wordt dit woord gebruikt in overdrachtelijken zin.

In de Psalmen komt het in deze beteekenis betrekkelijk veel voor, gelijk dit ook reeds het geval is in de beide plaatsen boven genoemd in Genesis en Deuteronomium (Ps. 3 : 4; 18 : 3, 31 ; 144 : 2; 7 : 11; 89 : 19). In Ps. 47 : 10 en Hoz. 4 : 18 worden de vorsten als beschermheeren de schilden der aarde genoemd.

Hunne schilden, het zijn de vorsten (het is een schande!) beminnen het woord: geeft! (Hoz. 4 : 18).Een derde woord wordt eveneens door schild overgezet doch komt niet voor van den Heere in overdrachtelijken zin. De gouden schilden (2 Sam. 8 : 7; 2 Kon. 11 : 10; 2 Kron. 23 : 9; Hoogl. 4 : 1). Naar Ez. 27 : 11, waar ons schild door beukelaar vertaald is, schijnen ze opgehangen te zijn tot sieraad aan de muren.

Men dekte zich met het schild tegen de pijlen (Jer. 51 : 11 beukelaar). In onze vertaling komt het woord beukelaar maar éénmaal voor (Ps. 91 : 4), alwaar de Leidsche vertaling weer schild heeft, en wordt dan in eenen adem genoemd met rondas. Het woord door ons vertaald met beukelaar komt ook in het Hebreeuwsch slechts éénmaal voor.

Het schild behoorde tot de schutswapenen. Boven werd er reeds op gewezen dat men onderscheiden kan tusschen het kleine en het groote schild.

Wij weten niet welken vorm deze schilden hadden. De grootere schilden werden van hout gemaakt en overtrokken met rundleder of eenig metaal. Ook werden ze soms geheel van leer gemaakt, dat wil zeggen, van ongelooide huiden, en dan van meer dan één laag, terwijl ook die dan weer met een of ander metaal werden bedekt. Op dezelfde wijze als het uit metaal gemaakte wapentuig blank geschuurd werd, maakte men soms ook het leder van de schilden glad, met een of andere soort van olie, tevens ook om het schild te beschermen tegen de invloeden van het weder (2 Sam. 1 : 21). Op marsch werd het schild over den schouder gedragen, in den slag aan den linkerarm door middel van een riem.

De Schrift spreekt op zeer vele plaatsen van het schild in overdrachtelij ken zin, waarop boven reeds werd gewezen. De Heere grijpt naar het schild om Zijne en der vromen vijanden te bestrijden (Ps. 35 : 2). De Heere zal heiligheid nemen tot een onoverwinnelijk schild (Wijsheid 5 : 20). Voor Abraham was Hij diens schild en loon (Gen. 15 : 1) en voor Israël een schild en zwaard (Deut. 33 : 29); voor David diens schild en hoorn (Ps. 18 : 3) en voor de kinderen van Korach hun zon en schild (Ps. 84 : 10, 12). Zelfs sommige eigenschappen des Heeren worden vergeleken bij rondas en beukelaar: Gods waarheid (Ps. 91 : 4); goedgunstigheid, een rondas (Ps. 5 : 13). Paulus noemt het schild des geloofs onder de wapenrusting van den Christen (Ef. 6 : 16).

Reeds boven werd er op gewezen dat vorsten als beschermheeren in de Schrift op sommige plaatsen de schilden des volks worden genoemd. Zoo heet het in Ps. 89 : 19: Want ons schild is van den Heere en onze koning is van den Heilige Israëls. Zoo hebben dan de Joden nu nog gaarne in hunne synagogen de emblemata (symbolen) die den naam dragen van Davids schild (mageen). Zijn de hoeken rond dan wordt het genoemd Salomo’s schild.