Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Scheldbrief

betekenis & definitie

Van een scheidbrief wordt in de Heilige Schrift zeven maal gesproken, vier maal in het Oude Testament (Deut. 24 : 1, 3; Jes. 50 : 1 ; Jerem. 3 : 8), en drie maal in het Nieuwe (Matth. 5 : 31 ; 19:7; Marc. 10 : 4). Hij was veeleer bedoeld als bemoeilijking der echtscheiding, dan als wettiging (Deut 24: 2—4; Matth. 19 : 8; Marc. 10 : 5).

Onze Heiland verklaarde echtscheiding, en dus het geven van een scheidbrief, slechts geoorloofd in één geval, nl. dat van hoererij (Matth. 5 : 32; 19 : 9). Tusschen de rabbijnsche scholen was er verschil van opvatting over de woorden: „indien zij geen genade zal vinden in zijn oogen, omdat hij iets schandelijks aan haar gevonden heeft” (Deut. 24 : 1).

Die van Schammai legde nadruk op dit laatste, verstond dat meer in ethischen zin, was strenger, die van Hillel daarentegen wees op het „geen genade vinden in zijn ojgen”, kon daar allerlei onder samenvatten (vgl. Matth. 19 : 3), b.v. ook: het laten aanbranden van het eten, een andere vrouw mooier vinden, en was laxer.

De Joodsche geleerden hielden zich met allerlei vragen omtrent den scheidbrief bezig: waarmede en waarop hij al, óf niet, geschreven mocht worden, door wie hij geschreven mocht worden, op welke wijze het toegaan moest, zou hij rechtsgeldigheid hebben, hoe hij overhandigd moest worden, wanneer hij nog teruggenomen kon worden, enz. Een formule was: „Op dien en dien dag der week, op dien en dien dag der maand, in dat en dat jaar sedert de schepping der wereld volgens de telling, naar welke wij plegen te tellen, op die en die plaats, heb ik, die en die, zoon van dien en dien, en welken naam ik anders hebben mag, uit die en die plaats, uit eigen besluit en vrijen wil en zonder eiken drang u uw afscheid gegeven, u weggezonden en verstooten, u, die en die, dochter van dien en dien, en welken naam gij nog anders hebben moogt, uit die en die plaats, u, die voor dezen mijn vrouw zijt geweest.

En nu verstoot ik u, u, die en die, dochter van dien en dien, en welken naam gij anders hebben moogt, uit die en die plaats, zoodat gij vrij en uw eigen baas zijt, om te gaan, en te huwen met welken man gij wilt, en niemand zal het u verhinderen van dezen dag tot in eeuwigheid. Zie, gij zijt vrij voor iedereen, en dit zal u mijnerzijds zijn het geschrift der verstooting, en het document der scheiding en de brief der wegzending naar de wet van Mozes en Israël”.

Dan volgde de onderteekening van twee getuigen. Vroeger zullen wel kortere vormen gebruikt zijn.

Van de Arabieren zijn bekend b.v. deze: „Ga heen, ik wil niet langer uw kudden naar de weide drijven”. Of ook: „Gij zijt voor mij als de rug mijner moeder”.

Een Latijnsche formule is: „Gij moet uw zaken voor u zelf hebben, uw zaken voor u zelf verhandelen”.

< >