Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Ossian

betekenis & definitie

In 1760 gaf James Macpherson een boekje uit, waarin hij, naar hij voorgaf, vertalingen van oude Keltische poëzie gebundeld had; in 1762 verscheen de „proza-vertaling” van Fingal in zes zangen; in 1763 Tighmora, in 1765 alles te zamen onder den titel: Werken van Ossian. In een tijd, toen men begon te bekomen van het vlakke rationalisme van de eerste helft der 18e eeuw, maakten deze proza-gedichten met hun verheerlijking der woeste sombere natuur, hun overgevoeligheid en dwepen met Keltische helden als zuivere natuurmenschen een diepen indruk.

Ze werden in ’t Fransch, Duitsch, Italiaansch en Nederlandsch vertaald. Van Alphen, v. d.

Kasteele en Bilderdijk brachten ze in Nederlandsche verzen over. Men zegt, dat Napoleon ze altijd bij zich had gelijk Alexander de Groote de gedichten van Homerus.

Door bewonderaars werden ze boven den laatste gesteld. Spoedig begon men in Engeland te twijfelen aan hun echtheid.

In 1807 verschenen de oorspronkelijke gedichten; wat Macpherson als origineel uitgaf, leek bedenkelijk op een vertaling van zijn Engelsch. In werkelijkheid heeft hij voor zijn werk slechts een spaarzaam gebruik gemaakt van de Gallische balladen, die op den naam van Ossian staan.

Dat neemt niet weg, dat zijn werk, al is ’t een vervalsching, grooten invloed heeft uitgeoefend op de Romantiek en de studie der zeer interessante Keltische litteratuur sterk heeft bevorderd. Deze Ossian is de Oisin der Keltische middeleeuwsche sage, de zoon van den grooten krijgsheld Finn en de schoonste vrouw Saba, die door tooverkunst in een hert was veranderd en door Finn uit die betoovering was verlost.

Later verdwijnt zij weer, baarde haar zoon, die na jaren door Finn gevonden werd en Oisin (d.i. klein hert) werd genoemd.

Oisin werd een beroemd krijgsheld en nog beroemder dichter van zangen en verhalen.

Dat niet alle gedichten, die tot de Ossian-cyclus behooren, en niet alle, die hem worden toegeschreven, van hem zijn, spreekt met het oog op zijn roem, bijna van zelf. Er zijn er uit de 16e eeuw, maar de oudste klimmen tot de 11e eeuw op.

< >