Met Negroiden worden bedoeld alle zwarten in geheel Afrika. Maar de Negro’s zijn onderscheiden van de Kaffers, in woonplaats, in milieu en intelligentie.
De negers wonen ten Zuiden van de Sahara en ten Noorden van een lijn, die de golf van Biafra met den mond van de Tana-rivier verbindt. De Kaffers wonen ten Zuiden van deze lijn. Sommigen onderscheiden hen als Soedan-negers en Bantoe-negers, samen 150 millioen in getal.
In milieu onderscheiden beide rassen zich, omdat de Kaffers leven in Kaffersteden, die onder het bestuur staan van een hoofd of kapitein, terwijl de Negro’s meer verspreid wonen en weinig gevoelen voor organisatie. Een groot deel van de Negro’s is echter door slavenhandelaars overgebracht naar Noord-America. In 1908 bedroeg hun aantal in dat land 93/4 millioen, behalve de negers in Porto-Rico en Cuba. Hun getal is in America negenmaal zoo groot geworden, terwijl ze in Afrika niet toenemen in getal. Hun smalle schedel, uitstekende bovenkaak, donkere huid, dikke lippen, hun reuk en hun kroes zwart haar zijn een bewijs, dat zij oorspronkelijk van één volk afstammen met de Kaffers.
De intelligentie van de Negro’s en de Kaffers kan niet in ’t algemeen vergeleken worden, omdat de aanleg verschilt bij hun onderscheidene stammen, en bij degenen die uit beschaafde ouders geboren zijn. In 1900 kon de grootste helft van de Amerikaansche neger-kinderen lezen, terwijl bij vele Kaffer-stammen in Zuid-Afrika alleen de kinderen van de zendingsscholen leeren lezen. Uit de rapporten van hun scholen blijkt, dat de aanleg van de Negro’s hooger is dan die van de Kaffers, die scholen bezoeken. Men raadplege hiervoor het werk van F. L. Hofman „Racetraits and Tendencies of the American Negro’s”.
