Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Organisatie

betekenis & definitie

Men kan het woord organisatie (zie: Organisme) gebruiken in tweeërlei zin: als de organisatie die bestaat, die men eenvoudig aantreft bij de ontelbare menigte organismen die men vindt in ’t heelal en van welke men na bestudeering kan vaststellen: zij zijn aldus georganiseerd; hunne organisatie is een dusdanige, en deze stamt dan uit den Schepper, uit God; óf men kan, in actieven zin, doelen op de organisatie die vrucht is van ons menschelijk denken en willen en handelen: het inelkaarzetten van, figuurlijk gesproken, „levende” geordende kringen, met eigen middelpunt, regelen, bepalingen, doelstellingen en middelen om het gestelde doel te bereiken, èn de resultaten van zulk handelen. Op dat handelen zelf heeft men ’t oog als men b.v. van iemand zegt: hij is een man voor organisatie, hij heeft organiseerend talent; het resultaat wijst men aan indien de organisatie op eenig gebied haar beslag heeft gekregen.

Met name spreekt men van „organisatie van den arbeid”, en van organisaties, optrekkend onder allerlei vlag, op het terrein van den arbeid. Maar natuurlijk, op alle terrein van het menschelijk kennen en kunnen en op het gebied van het Koninkrijk Gods, dat komt in de wereld, zijn organisaties van allerlei aard denkbaar en mogelijk; en in zeer grooten getale zijn ze reeds metterdaad aanwezig.

In alle organisatie schuilt een macht, die kan aangewend worden ten goede en ten kwade. Een macht ten goede, voorzoover zij de beteekenis van den enkeling, die op zichzelf in de menigte verdrinkt, door bijelkaarvoeging van vele individuen, in één tak van arbeid werkzaam, of zich stellend eenig gelijksoortig levensdoel, uitermate vergroot en versterkt; indien nu ook met die cumulatie van krachten wordt nagestreefd een lovenswaardig doel: verbetering van levenspositie binnen de grenzen van het mogelijke en geoorloofde; snellere en betere bereiking van het voorwerp van een zuiver of ook eventueel door God bevolen streven, en dergelijke. Maar de organisatie kan ook tot een gevaar worden wanneer zij met hare macht Goddelijke en menschelijke wetten wil verbreken, overslaat op een terrein waarop zij niet thuis behoort (bijv. organisaties in ’t maatschappelijk leven die staatkundigen invloed willen uitoefenen) en dergelijke.

Alle organisatie is in ’t algemeen goed te noemen wanneer zij haar innerlijk leven en levensdoel en de wijze waarop zij haar doel tracht te bereiken, laat genormeerd zijn door Gods Woord en wil en wet, door de beginselen die gelden voor de verhouding waarin de mensch moet staan tot God in den hemel en tot Zijn medemensch op de aarde.