Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Karel

betekenis & definitie

I. Karel Martel, d. w. z. strijdhamer, zoon van Pepijn van Herstal en van Chalpaïde, geboren circa 690.

Hij was majordomusvan hetFrankische rijk 714—741. Wij behandelen hem hier alleen in zijn beteekenis voor kerk en Christendom.

Karel Martel versloeg de Mohammedanen, die al vooruit gedrongen waren in Gallië te Poitiers 732 en te Narbonne 737. Daardoor redde hij het Christendom in Europa.

Hij zegevierde ook over de heidensche volken, de vijanden van het kruis, de Friezen en de Saksen, waardoor voor het Christendom onder de Germanen een baan gebroken werd. Karel begunstigde den zendingsarbeid van Willebrord en hij verleende aan Bonifacius bijstand tegen de Hessen.

Gregorius III zocht hem door geschenken (bijv. de gouden sleutel van Petrus’ graf) tegen den koning der Longobarden Luitprant (Luitbrand) voor zich te winnen. Toen Karel wat draalde met de onderhandelingen, stierf hij in 741.

Hij liet zijn rijk achter aan zijn zonen Karloman en Pepijn, den Korte.II. Karel de Groote, koning der Franken en Roomsch keizer werd geboren 742. Hij was de zoon van Pepijn den Korte en diens gemalin Bertrada. Hij werd reeds op 12-jarigen leeftijd met zijn broeder Karloman door paus Stefanus II tot koning gezalfd. Met zijn broeder aanvaardde hij na den dood zijns vaders (768) het bewind en dempte een oproer door den ouden hertog Hunold in Aquitanië uitgebroken. Door den dood van Karloman en de uitsluiting van diens beide zonen verkreeg hij de alleenheerschappij in het Frankische rijk (771).

Karel was een echt koninklijke gestalte, een echte heerscher, een dapper koning, een beschermer van kerk en godsdienst. Niet ten onrechte noemde men hem „den groote”. Zijn geschiedschrijver zegt: „nooit is misschien een rijker leven door een sterfelijk mensch aan het licht getreden”. Hij regeerde in een ontzaglijk groot rijk van den Atlantischen oceaan tot de rivier de Raab en van den Eider tot de Ebro en Volturno. Om zijn rijk tegen gevaarlijke buren te beschermen, en om het Christendom uit te breiden, begon Karel met een oorlog tegen de dappere Saksers, die met tusschenpoozen 30 jaar geduurd heeft. Dat Karel het Christendom met het zwaard wilde uitbreiden was zeker niet naar de Schrift; maar men vergete den tijd niet, waarin Karel leefde en de voorstelling, welke hij had van het koninschap.

In de dagen van Karel den Groote, het begin van de Middeleeuwen, meende men, dat het wereldlijk zwaard ten dienste gesteld mocht worden van Christus’ kerk en Karel de Groote, wien het ideaal van een theocratie voor oogen zweefde, heeft in de oorlogen met de vijanden van het kruis het middel gezien, om dat ideaal te bereiken. Karel rukte voorwaarts tot aan den Wezer en stichtte in het veroverde land burchten, welke hij voorzag van een Frankische bezetting. Toen riep paus Hadrianus I hem te hulp tegen Desiderius, den koning der Longobarden. Karel was met een dochter van Desiderius gehuwd geweest, maar, omdat zij kinderloos bleef, had hij haar teruggezonden tot haar vader. Om zich daarover te wreken, eischte Desiderius, dat de paus de beide zonen van Karloman, die van de regeering uitgesloten waren, zou kronen en, toen de paus aan dien eisch niet voldeed, verwoestte hij het pauselijk gebied. Karel trok uit Genève met twee legers over den grooten St.

Bernard en over den Mont-Cenis naar Italië en bleef gedurende den winter aldaar. Door de verovering van Padua (774) vernietigde hij het rijk der Longobarden. De koning Desiderius werd gevangen genomen en moest zijn overige levensdagen als monnik in een klooster doorbrengen. De Longobardische hertogen erkenden Karel als hun koning en Karel bevestigde de schenking, welke Pepijn aan den paus deed. Intusschen waren de Saksers opgestaan en in Hessen gevallen. Karel keerde uit Italië terug en versloeg de Saksers (775).

In 776 ging hij weder naar Italië om een opstand van hertog Rotgout te dempen. Daarna behaalde hij een nieuwe overwinning op de Saksers, waardoor de meeste Saksische stammen te Paderborn (777) hun onderwerping kwamen aanbieden. Op de vergadering te Paderborn verschenen ook Arabische vorsten uit Spanje, die Karels hulp tegen Abd er Rhaman kwamen inroepen. Nu trok Karel in 778 naar Spanje en het Oostelijk gedeelte tusschen de Pyreneeën en de Ebro werd onder den naam Spaansche mark aan het Frankische rijk toegevoegd. Gedurende zijn terugtocht werd Roland door de Basken overvallen en hij sneuvelde bij Roncesvalles. Karel ontving bericht van een nieuwen opstand van de Saksers, die tot Keulen voortgerukt waren.

Karel versloeg ze aan de Eder en trok in hun land tot de Elbe (779 en 780). In het volgende jaar stonden de Saksers weder op (Karel was toen weder naar Italië, om zijn tweeden zoon Pepijn door den paus tot koning van Italië te laten kronen en zijn derden zoon Lodewijk tot koning van Aquitanië). Wittekind, die te Paderborn niet verschenen was, maar bij den koning van Jutland een wijkplaats had gevonden, werd aan den Wezer verslagen. Karel nam een geduchte wraak. Bij Verden aan de Aller liet hij 4500 gevangenen op één dag ombrengen. Daarop volgde een algemeene opstand der Saksers, die echter in een tweeden veldslag bij de Hase (de eerste veldslag bij Detmold bleef onbeslist) overwonnen werden.

De aanvoerders Wittekind en Albio lieten zich doopen. In 803 werd de vrede te Selz gesloten, waarbij de Saksische edelen Karel als opperheer erkenden en het Christendom aannamen. Nu bracht Karel ook de Friezen tusschen Eems en Wezer tot onderwerping. Een opstand in Italië van Arighi, hertog van Benevento, schoonzoon van Desiderius werd onderdrukt. Thassilo, hertog van Beieren, werd overwonnen en door Karel naar Fulda gezonden, om daar als monnik zijn levensdagen te slijten. Karel verleende ook hulp aan de Obotriten in Mecklenburg tegen de Wilten in de Mark.

Zegevierende, ook over de Avaren aan de Elbe, trok hij tot aan de Raab. De staatkunde van Karel bestond daarin, dat hij overal grensmarken stichtte, waarover hij markgraven stelde, die meer macht bezaten dan de gewone graven. Zoo ontstonden b.v. de Spaansche mark en de Oostenrijksche mark.

In 800 ondernam Karel weder een tocht naar Italië, om paus Leo III tegen oproerige Romeinen te beschermen. De oproerlingen werden gestraft. En nu zette de paus (Karel heeft daar van tevoren wel iets van geweten) op den eersten Kerstdag in de St. Pieterskerk te Rome aan den voor het altaar knielenden koning de keizerskroon op het hoofd en hij begroette onder de toejuiching des volks Karel als Carolus Augustus, den keizer der Romeinen. Karel wilde nu ook door de Byzantijnsche vorsten als zoodanig erkend worden. Zijn plan om door een huwelijk met Irene, de keizerin van Byzantium, de eenheid van het Oostersch en Westersch-Romeinsche rijk te herstellen, leed schipbreuk door den val van Irene.

Karel beschouwde zich als patriciër van Rome, als opperste beschermheer van de kerk en als hoogepriesterlijk koning. Hij behield zich de keuze der pausen voor. Paus en volk moesten hem trouw zweren. Zijn snelboden moesten van nu en voortaan de keizerlijke rechten van Rome hoog doen houden. Karel achtte den paus als het zichtbare opperhoofd der kerk. Hij gaf hem dikwerf geschenken, maar hij stelde zichzelven boven den paus.

Onfeilbaar was de paus volgens Karel niet. In dogmatische uitspraken durfde hij vrij van den paus te verschillen. (Men denke aan den beeldenstrijd en den Adoptiaanschen strijd). De kerk stond volgens Karel niet boven den staat, maar naast den staat en hij zelf stond boven beide. Staatkundig en kerkelijk leven was ineengeweven. De rijksdagen waren tegelijk synoden der kerk. De besluiten der synoden hadden de bekrachtiging des keizers van noode.

Geestelijken waren staatsbeambten. Het instituut der missi dominici, was een middel om door geestelijken en wereldlijken visitatie te laten houden. Hij bevorderde het Christendom door de stichting van nieuwe bisdommen in het land der onderworpen Saksers. (Paderborn, Osnabrück, Münster, Minden, Bremen, Verden, Halberstadt en Hildesheim). Enkele bisdommen werden tot aartsbisdommen aangewezen zooals Mainz, Keulen en Salzburg. Karel zocht den geestelijken stand op te heffen door allerlei middelen, privilegiën, immuniteiten, invoering der tienden, voorschriften omtrent den levenswandel. Hij schreef voor, dat er veel gepredikt moest worden, zoowel in het Duitsch als in het Latijn.

Aan Paulus Diaconus droeg hij op een verzameling van predicatiën te boek te stellen, waarvan de geestelijken bij de prediking gebruik zouden kunnen maken (Homiliarum 786). De keizer deed veel voor de kerkelijke bouwkunst. De kerk te Aken werd op zijn verlangen gebouwd naar het voorbeeld der kerk in Ravenna. Veel deed Karel voor het kerkelijk lied en gezang. Hij liet daartoe Italiaansche zangers aan zangscholen onderwijs geven (Metz, Orleans, Soissonsenz.). Onderzijn regeering kwam ook het eerste orgel uit Byzantium onder de Franken.

De leeken moesten zich gedragen naar de kerkelijke voorschriften. Ieder moest de apostolische geloofsbelijdenis van buiten leeren, desgelijks het „Onze Vader”. Bij verzuim werden straffen, zelfs lichamelijke, toegepast. Voor het onderwijs der jeugd gevoelde Karel veel. Zelf gaf hij een goed voorbeeld. Als volwassen man leerde hij nog de schrijfkunst.

Hij leerde Latijn en deed een spraakkunst in zijn moedertaal opstellen. Een breede rij van voortreffelijke geleerden (zie art .Karolingische theologen) riep hij aan zijn hof. Onder deze behoorde ook de geschiedschrijver Einhard, die Karels leven beschreef. Einhard was Karels schoonzoon en geheimschrijver. Aan het hof was een hofschool schola palatina. Eerst schreef Karel onderricht voor aan meer ontwikkelden, maar in 802 werd een algemeene wet uitgevaardigd, waarin bepaald werd, dat ieder vader zijn zoon naar de school moest zenden om lezen te leeren.

Karels privaat leven was verre van onberispelijk. Het laten ombrengen van 4500 Saksers op één dag is een zeer donkere bladzijde in zijn historie. Zijn levenswijze was wel eenvoudig maar hij was desalniettemin een hartstochtelijk man, die zich bijzonder aangetrokken gevoelde tot het vrouwelijke geslacht. Hij was viermaal gehuwd en onderhield behalve zijn wettige vrouwen ook nog vele onwettige. Uitwendig was hij godsdienstig. Hij beschouwde de uitbreiding van het Christendom als een deel zijner te voeren staatkunde. In hoever hij zelf leefde uit de ware beginselen van het Christendom is moeilijk uit te maken.

Karel was zeer geacht. Hij was een voorwerp van algemeene bewondering. Zijn roem werd zelfs buiten de grenzen van zijn gebied verbreid. Haroen el Raschid zond in 798 gezanten naar Karel, om hem te begroeten en geschenken te overhandigen.

In de laatste drie jaren zijns levens leed hij gedurig door de koorts. In 814 stierf hij te Aken. Van zijn drie zonen waren de meest begaafde, n.m. Pepijn en Karel, reeds respectievelijk in 810 en 811 overleden. De derde was Lodewijk van Aquitanië, later Lodewijk de Vrome, die in 813 door zijn vader op den rijksdag te Aken werd gekroond. Toen hield deze hem zijn plichten als regent voor.

Het lijk van Karel den Groote werd in Aken in de door hem gestichte kerk bijgezet. Paus Paschalis III heeft hem heilig verklaard.

Karel de Groote is een inderdaad groot man geweest, die aan het begin van een nieuw tijdperk in de geschiedenis n.m. dat der Middeleeuwen stond en die zijn stempel gedrukt heeft op het leven dier tijden. Langen tijd heeft men den onmiskenbaar machtigen invloed van zijn hoogen geest gevoeld. [ 24.

III. Karel V, eens Roomsch keizer, koning van Germanië, van Castilië, van Leon, van Grenada, van Arragon, van Napels, van Sicilië, van Majorca, van Sardinië, van de eilanden van Indië en vaste landen van de Oceaansche zee, aartshertog van Oostenrijk, hertog van Bourgondië, van Lotharingen, van Brabant, van Limburg, van Luxemburg en van Gelder, graaf van Vlaanderen, van Artois, van Bourgondië, Paltzgraaf en graaf van Henegouwen, van Holland, van Zeeland, Namen en Zutphen, heer van Friesland en van Utrecht, heerscher in Azië en Afrika, werd op 24 Februari 1500 in dat Gent geboren, dat hij eenmaal zoo meedoogenloos tuchtigen zou. Hij was de zoon van Philips den Schoone van Oostenrijk en Johanna van Arragon, de kleinzoon dus van keizer Maximiliaan I en van Ferdinand en Isabella van Arragon. Werd Karels geboorte met jubel begroet, zijn leven werd reeds spoedig door sombere gebeurtenissen overschaduwd. Zijn moeder werd in 1504 in haar verstand gekrenkt en zijn vader overleed in 1506. In Spanje kwam Karel onder voogdij van zijn grootvader van moeders zijde, in de Nederlanden onder die van zijn grootvader van vaders zijde. Hij kreeg een zorgvuldige opvoeding, o.a. van Adriaan Floriszoon van Utrecht, den lateren paus Adriaan VI en van Willem van Croy, heer van Chièvres.

In de Nederlanden werd Karel in 1515 meerderjarig verklaard. In 1516 werd hij koning van Spanje, in 1519 keizer van Duitschland, in 1523 heer van Friesland, in 1528 van Utrecht en het Oversticht, in 1543 onderwierp hij Gelre.

Zoo had zich weldra onder dezen Karel een rijk van buitengewone beteekenis ontwikkeld. De vraag was alleen: Zou van dat geweldige rijk een eenheid worden ? Zou Karel V het alomvattend genie zijn, dat al zijn landen tot een wereldrijk zou opsmelten ? Groen heet Karel een vorst van meer dan gewone bekwaamheid, ijverend voor zijn dynastie, die inderdaad bij machte scheen om in Europa een beslissend overwicht te krijgen. Een ander geschiedschrijver, Edward Armstrong, in zijn The Emperor Charles V, acht Karel allerminst een staatkundig genie, geen Napoleon; in stee dat hij de omstandigheden beheerschte en overal de leiding nam, beheerschten de feiten hem en werd hij voortdurend door zijn tegenstanders in het defensief gedrongen. Al stelde Karel V zich Karel den Groote tot exempel en joeg hij theocratische idealen na, op den duur bleken zijn vijanden hem te machtig en werd hij op het wereld-schaakbord ten slotte vrijwel tot remise gebracht. Den opstand van de Kastiliaansche steden kon hij gemakkelijk bedwingen, gevaarlijker waren echter de andere vijanden, die hem in zijn grootsche plannen begonnen te dwarsboomen.

Vier verschillende factoren bonden Karels grootsche politieke strevingen. Allereerst de Hervorming van Luther. Karel begon zijn keizerschap onder donkere auspiciën, namelijk met een heftig kerkelijk conflict. Zelf was hij goed Catholiek. Zijn ideaal was, dat keizer en paus moesten komen tot een bondgenootschap, ten einde tezamen de Christelijke wereld te beheerschen. Daarom kostte het prijsgeven van Luther aan Karel niet de minste moeite.

Wel speelde hij aanvankelijk tegenover den paus met Luther een fijn diplomatiek spel, opdat gene zich niet in de armen van Frans I, den koning van Frankrijk, zou werpen. Ook werd de keizer, dank zij den druk der Duitsche vorsten, genoodzaakt Luther op den Rijksdag te Worms (1521) te hooren, maar gaarne werkte de keizer mede, dat Luther door de rijksban getroffen werd.

Een tweede factor was Frankrijk, vooral onder de regeering van Frans I, die ook, onder begunstiging van den paus, naar het keizerschap gedongen had. Weldra ontbrandde een felle strijd tusschen den fijn-beschaafden, spilzieken en ridderlijken Frans en den voorzichtigen diplomaat Karel V. Frans begunstigde uit staatkundige redenen de Hervorming in Duitschland, terwijl hij in zijn eigen land de Hugenoten vervolgde. Met Frankrijk, den mededinger om het bezit van Italië, heeft Karel niet minder dan vijf oorlogen moeten voeren.

Een derde machtige factor was de paus te Rome, inzonderheid Clemens VII. Te Rome duchtte men een te grooten invloed van den schier almachtigen keizer en een conflict tusschen den opper-bisschop van Rome met den opper-heerscher van schier gansch Europa kon bijna niet uitblijven. Tevens was de paus de bezitter van den kerkstaat, de nabuur dus van het Spaansche Napels. Ciemens VII heeft dan ook, het moge nog zoo paradoxaal klinken, door zijn naijver tegen den keizer het Protestantisme in Duitschland gered.

De vierde factor waren de Turken, die steeds dieper in Europa poogden in te dringen, waardoor Karels handen meer dan eens gebonden waren.

Deze vier machtige factoren hebben medegewerkt, dat de eens zoo gevierde keizer ten slotte diep-teleurgesteld zijn regeertaak heeft neergelegd.

Karel was bereid Luthers leer zooveel mogelijk te bestrijden. Daartoe vaardigde hij in de Nederlanden strenge plakkaten uit, die even streng door hem werden gehandhaafd (in Juli 1523 beklommen de eerste martelaren te Brussel den brandstapel). In het Duitsche rijk kon hij pas in 1529 met kracht optreden. De vrede van Kamerijk (1529), waarbij de twistpunten met Frankrijk uit den weg schenen geruimd, gaf hem de handen vrij. Te Spiers werd de verdere uitbreiding van Luthers leer verboden (1529) en in 1530 eischte Karel de onderwerping der Protestanten. Maar al weer werd hij èn door de Turken èn door Frans I gedwongen de zaak te laten rusten.

Zelf leed Karel in 1541 een zware neerlaag voor Algiers. Eerst de vrede van Crépy (1545) en de wapenstilstand met den sultan (1545) gaven hem de vrije hand om in Duitschland de Reformatie te breken. In 1545 ontbrandde dan nu ook de Schmalkaldische oorlog. Dank zij Maurits van Saksen werd de slag bij Mühlberg in 1547 door Karel gewonnen, maar door Maurits’ verraad keerden plotseling de kansen (1551) en toen ook Hendrik II, Frankrijks koning, zich tegen Karel stelde, moest deze den strijd staken (1552). Bij den godsdienstvrede van Augsburg (1555) bleek ten volle, dat tenminste in Duitschland ’s keizers hooggespannen idealen totaal waren mislukt. Meer dan een schijn-keizer is Karel in Duitschland niet geweest.

Toch gingen niet al zijn verwachtingen in rook op. In Spanje zelf was hij gelukkiger. Toen Karel aftrad, gebood Spanje over Sardinië, Sicilië, Napels en Milaan.

In 1548 werden de Nederlanden tot één Bourgondischen Kreits vereenigd, los van het Duitsche rijk. Zoo was de centralisatie, waarin reeds de kiem lag der latere geünieerde provinciën, door hem volbracht. Vooral in de Nederlanden was Karel zeer geliefd. Hier gevoelde men zich nauw aan dezen in zijn midden geboren wereldvorst verwant, in wiens groote macht het zichzelven geëerd zag. Hij genoot hier een populariteit, die hem tot het einde van zijn bewind getrouw gebleven is.

Treffend was het afscheid des keizers, toen hij, door zorgen gebogen en levensmoede, op 25 October 1555 de regeering plechtig aan zijn zoon overdroeg. De gebroken man verliet met zijn zuster onder doodsche stilte, steunend op den schouder van den jeugdigen Prins Willem van Oranje, de groote zaal van het Brusselsche paleis.

Op den 13den September 1556 verliet Karel deze kusten voor goed om in het Spaansche klooster San Yuste vrede voor zijn hart te zoeken. Hier overleed hij 21 September 1558. Zijnstervensbericht maakte in Europa minder indruk dan de tijding van zijn regeerings-afstand.

Plus oultre! (steeds verder!) was zijn trotsch devies geweest. Zijn militaire bekwaamheden waren groot. Ook kon hij zich gemakkelijk schikken naar den aard van de meeste zijner volken. Alleen de Duitschers heeft hij zeer teleurgesteld. Groen getuigt nog van hem, dat hij Europa tegen de Turken en Duitschland, Italië en de Nederlanden tegen de Franschen heeft beschermd.

IV. Karel I, koning van Engeland, geboren 1600, zoon van Jacobus I, werd koning in 1625. Zijn huwelijk met een Roomsch-Catholieke vrouw had de Engelschen al tegen hem ingenomen. Zijn raadsman William Laud, aartsbisschop van Canterbury, was een hoogkerkelijk man. De Puriteinen werden overal achteruitgezet en de Catholieken met bijzondere voorkomendheid behandeld. Karel bekommerde zich weinig om het parlement, dat slechts nu en dan samengeroepen werd.

Na den dood van Buckingham, den eersten minister, die vermoord werd, regeerde Karel I met zijn minister Laud en Strafford 11 jaren zonder parlement. De uitgaven werden door allerlei willekeurige belastingen bestreden. De gevolgen van die handelingen konden niet uitblijven. De Schotten sloten in 1638 een verbond (Covenant) om het Catholicisme, dat men bedekt wilde invoeren, te keeren. Nu ontstond de oorlog, die aanvankelijk ongunstig voor den koning afliep. De koning riep nu een parlement bijeen, „het korte” genoemd.

Omdat dit parlement den koning niet sympathiek was werd het spoedig ontbonden. De aanrukkende Schotten noodzaakten den koning weder een parlement bijeen te roepen, „het lange” genoemd (1640—1649). De staatkundige opstand werd een religieuse. Het parlement was tegen de bisschoppelijke macht. Laud moest het veld ruimen en toen nu in 1541 in Londen de tijding gebracht werd van den „Ierschen Bartholomeusnacht”, waarbij 12000 Protestanten gedood werden, werd de koningin en indirect den koning de schuld daarvan gegeven. Het parlement besloot nu tot wering van de bisschoppen uit het Hoogerhuis.

Karel werd gedwongen dit besluit te onderteekenen (1642). Daardoor was de bisschoppelijke kerkinrichting als intregreerend bestanddeel van den Staat terzijde gesteld. Het Lagerhuis, dat voornamelijk uit Presbyterianen bestond, regelde op de West-Minstersche Synode (1643—1648) zelve de kerkelijke zaken. Deze Synode gaf een West-Minstersche Confessie (geheel anders dan de 39 artikelen), twee catechismussen, een nieuwe liturgie en een nieuwe kerkorde. Intusschen kregen de Independenten onder Cromwell steeds meer macht. Zij verschenen in 1649 in Londen, verjoegen de Presbyterianen uit het Parlement en namen den koning gevangen.

Karel I werd beschuldigd van landverraad. Een buitengewone rechtbank van 135 leden werd benoemd om de zaak des konings te onderzoeken. Karel protesteerde aanhoudend tegen den gang van zaken. Op 27 Juni werd hij als dwingeland, moordenaar en vijand van het volk ter dood veroordeeld. Buitenlandsche hoven en het Schotsche parlement wendden tevergeefs pogingen aan, om de uitvoering van het vonnis te voorkomen. Op 30 Januari 1649 werd Karel voor het paleis Whitehall onthoofd. Karel was een vorst geweest, die willekeurig regeerde, daarbij zeer onbestendig, meermalen ontrouw en onwaar, en zeer dikwijls onvoorzichtig en niet wijs.

V. Karel II, koning van Engeland, zoon van Karel I, geboren 1630. Hij regeerde van 1660-1685 over Groot-Brittanie en Ierland. Hij vertrok gedurende den burgeroorlog naar Frankrijk en vertoefde tijdens de terechtstelling zijns vaders te ’sGravenhage. In 1650 boden de,Schotten hem de kroon aan. In 1651 werd hij plechtig in Schotland gekroond. Na de nederlaag der Schotten bij Dunbar stelde hij zich aan het hoofd van het leger en drong in Engeland door in de hoop dat de koningsgezinden hem te hulp zouden komen. In 1651 werd hij bij Worcester door Cromwell geslagen. Daarop vluchtte hij naar Frankrijk. Toen hij daar niet meer veilig was, ging hij naar Keulen en vandaar naar Nederland. In 1660 besloot het parlement de Stuarts op den troon te herstellen. Karel II landde nu te Dover en hield zijn intocht onder het gejubel des volks in Londen. Karel volgde het voetspoor zijns vaders. Hij herstelde onder den invloed van den kanselier Clarendon het episcopaat. Hij beantwoordde aan de verwachting des volks niet. Beloften werden niet ingelost. De Presbyterianen werden aan den kant gezet, de Puriteinen onderdrukt. Hij neigde steeds over naar het Catholicisme. Kort voor zijn dood werd een samenzwering tegen zijn leven ontdekt (1683). Lord Russellen Agemon Sidney moesten daarvoor met hun leven boeten. In 1685 overleed Karel, nadat hij door het gebruik van de genademiddelen der RoomschCatholieke kerk openlijk zijn overgang tot het Catholicisme uitgesproken had.