Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Gellius Snecanus

betekenis & definitie

of ook Jelle Hotzes, werd in den aanvang der 16e eeuw te Sneek uit een deftig geslacht geboren. Klassiek opgevoed, ademend in de lucht van evangelische vrijheid, predikte hij in zijn eerste standplaats te Giekerk (volgens sommigen te Tietjerk) als pastoor reeds in het openbaar evangelische gevoelens.

Zonder aarzeling trad hij hier in het huwelijk met een zekere Wobbe Auckesdr van Oldeholtpade, wat onder de lagere geestelijkheid in die dagen ver van ongewoon was. Spoedig daarop openlijk Hervormd geworden, zwierf hij overal rond om de verstrooiden te stichten, maar week hij in ’t begin van 1567 naar OostFriesland uit, waar hij nu de Oostfriesche kerk ging dienen.

Eerst als veldprediker bij graaf Lodewijk tijdens den slag bij Heiligerlee, daarna in het najaar van 1568 als voorganger van de Gereformeerde kerk te Leeuwarden, waar hij in bangen druk en in geheime, dikwijls nachtelijke samenkomsten in de Evangelie-prediking voorging, toonde hij zijn opofferende liefde voor ’s Heeren zaak.In 1573 werd hij opnieuw genoopt naar Emden uit te wijken, waar hij zich nu vooral aan studie ging wijden. In 1578 kwam hij, bij der tijden keer, in Leeuwarden terug, waar hij den 13en Augustus 1578 in de Jacopijnerkerk in ’t openbaar in den dienst des Woords voorging. Hoewel hij een populair prediker was en te Leeuwarden veler hart wist te winnen, had hij toch zijn hart aan de studie geschonken. In 1580 koos hij dan ook, door nachtelijke studiën in zijn gezondheid geknakt, een kleiner arbeidsveld op en zien we hem als predikant te Nijland (volgens sommigen te Bolsward). Van hier uit woonde hij in 1581 de Nationale Synode van Middelburg en in 1583 de Particuliere Synode van Franeker bij. Op de laatste werd zijn bundel verhandelingen tegen de Mennonieten kerkelijk goedgekeurd. Tevens werd hem rust gegund voor zijn geliefkoosde studie (hij werd emeritus), terwijl hij door de Staten van het gewest met een jaarlijksche toelage op het mildst werd bedacht.

In 1596 was hij te Leeuwarden. Zijn sterfjaar, evenals zijn geboortejaar, is onbekend.

Gellius was een van de geleerdste theologen van zijn tijd, maar tevens behoorde hij tot die theologen, die hier te lande meer de opvattingen van Bullinger en Melanchton dan de scherpafgeteekende gevoelens van Calvijn en Beza huldigden.

Zijn eerste geschriften golden denWederdoopers en den aanhangers van Menno Simons. Ook gaf hij in 1588 een studie-werk in ’t belang van de wetenschappelijke opleiding in de theologie uit.

Maar in 1591 gaf hij openlijk uiting aan zijn anti-Calvinistische denkbeelden betreffende de leer der voorbeschikking, waardoor hij zich het odium van onrechtzinnig te zijn op den hals heeft gehaald. Zelfs Beza keurde het boek van Gellius af, maar men liet den ouden man, die in tijden van druk en tegenspoed zooveel voor Friesland’s kerken had doorgestaan, met rust.

Nog in 1596 verscheen van zijn hand een boek, dat hem later den naam van voorlooper der Remonstranten bezorgde. Gellius was niet Calvinistisch noch zuiver Remonstrantsch, maar bewoog zich meer op de oude lijn van Gansfort, Erasmus, Bullinger en anderen. Ook liet hij zich over Synoden en andere kerkelijke samenkomsten meermalen schamper uit en stelde ze in beginsel met de pauselijke conciliën op één lijn.

De mogelijkheid is niet uitgesloten, dat de geschriften van Gellius Snecanus met opzet „als scheurpapier” zijn behandeld, om aldus zijn invloed te breken. Wel werd hij in stilte tegengewerkt. Toch was hij in zijn eerste optreden onbetaalbaar en kon hij toen „de Hervormer van Friesland” heeten.

< >