Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Eenzaam

betekenis & definitie

De mensch is aangelegd op gemeenschap. Eenzaamheid is voor hem een kruis.

In verschillenden zin wordt het woord eenzaam in de Heilige Schrift gebezigd.I. Een weduwe, welke geen kinderen en nadere bloedverwanten meer heeft (1 Tim. 5:5); een vogel, dien zijn wijfje of jongen ontnomen zijn en die nu in de wijde wereld alleen is (Ps. 102 : 8).

II. Iemand die door onvruchtbaarheid kinderloos is (Job 24 : 21). Hetzelfde woord staat in Ps. 113 : 9, waar het woordelijk heet: „Hij doet de onvruchtbare des huizes (zoo) wonen als een blijde moeder met kinderen”, vgl. 1 Sam. 2:5. Ook Jes. 54 : 1—3, 49 : 21 is de eenzame, onvruchtbare een beeld der kleine tezamengesmolten gemeente Gods in hare ellende.

III. Verlaten door menschen (Job 15 : 34; Jes. 27 : 10; Job 3:7; Ezra 9 : 3, 4), en daarom hulpeloos, ellendig (Job 30 : 3; Ps. 25 : 16; Bar. 4 : 19), zelfs zonder huisvesting (Ps. 68 : 7). Een God, die de eenzamen zet in een huisgezin. God heeft aan zijn volk bezittingen en woning gegeven in Kanaan, en Hij geeft ook nog altijd aan zijne in de wereld onbeschermde gemeente toevlucht (vóór de verwoesting van Jeruzalem in Pella, onder de vervolgingen der Romeinsche keizers en verder overal).

IV. Mijn eenzame (Ps. 22:11; 35:17), mijn verlatene ziel — als men zich „moeder ziel-alleen”, geheel verlaten gevoelt, door niemand gezocht, opgemerkt en getroost.