Geboren 16 Mei 1852, overleden 10 Januari 1920, kwam uit Indië, waar zijn vader zendeling was, eerst te Rotterdam bij zijn grootvader thuis, bezocht vervolgens het gymnasium te Utrecht, en studeerde daar later in de theologie. Hij promoveerde 27 Juli 1879 op een proefschrift: Voorbereiding en aanvang der in de Nederlandsch Hervormde kerk in de eerste helft der 19de eeuw voorgevallen afscheiding.
Hij was toen reeds predikant te Aagtekerke, waar hij 8 September 1878 bevestigd werd. Den 15den Januari 1882 deed hij intree te Tholen, waar hij huwde met mejuffrouw Pierson, een dochter van den welbekenden Directeur der Heldring-gestichten.
Na een huwlijksgeluk van slechts vijftig weken, werd zij hem door den dood ontnomen. Dat was te Hardenberg, waar hij 12 Juni 1887 intree deed en bijna 33 jaar onafgebroken gearbeid heeft.
Hier heeft hij den kerkelijken strijd doorgemaakt, waarvan Ulfers in Oostloorn verhaalt, en waarvan Schot zelf een overzicht gaf in: De Doleantie te Stad Hardenberg, historisch gedeelte uit de gedachtenisrede, gehouden 9 Januari 1913. Gedurende eenigen tijd redigeerde hij met Ds N.
A. de Gaay Fortman de Gereformeerde Bijdragen. Later werd de titel veranderd in: Tijdschrift voor Gereformeerde Theologie.