Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Gymnasium

betekenis & definitie

is afgeleid van het Grieksche werkwoord gymnazein, dat oefenen beteekent, en was bij de oude Grieken de naam van scholen in lichamelijke oefening. In lateren tijd ging de naam over op scholen, waar in het bijzonder de klassieke talen werden geleerd, scholen, die ontstaan zijn uit de Middeleeuwsche kloosterscholen.

In deze beteekenis wordt het woord thans uitsluitend gebruikt. Gymnasia zijn de scholen, die bepaald ook door het onderwijs in Grieksch en Latijn en verwante vakken voorbereiden voor de studie aan de Universiteit.

Werd de toegang tot de Universiteit vroeger bijna uitsluitend in den weg van bezoek van een gymnasium verkregen, allengs is dit anders geworden en zijn ook de Hoogere Burgerscholen en de lycea, die gymnasium en Hoogere Burgerschool vereenigen, als scholen voor voorbereidend universitair onderwijs opgetreden. Dit hangt eenerzijds samen met de ontwikkeling van de exacte wetenschappen, die aan het gymnasium meer op den achtergrond stonden, aan de andere zijde met het dalen van de belangstelling voor de klassieke vorming.

Deze laatste is niet het minst de taak van het Gymnasium. Immers die school wil niet maar oude talen onderwijzen, ze doet dit ook opdat daardoor de geest der leerlingen zou worden gevormd.

Het gymnasium wil in een andere wereld binnenleiden, waardoor de blik wordt verruimd, meerdere objectiviteit wordt verkregen en het oog ontsloten voor de oorsprongen van onze cultuur. Van Christelijke zijde zal men niet begeeren, dat door het Gymnasium humanisme of classicisme, die in den grond der zaak heidensch zijn, worden aangekweekt, maar wel dat zuivere historische ontwikkeling wordt bijgebracht, die tevens in staat stelt persoonlijk kennis te nemen, van hetgeen de groote mannen der Christelijke kerk met name in de oudheid en in de dagen der Hervorming hebben te boek gesteld.

Maar dan zal het ook noodig zijn, dat het onderwijs in de classieken op Christelijken grondslag wordt gegeven. Dit besef deed Ds.

F.

L.

C. van Lingen reeds in 1876 het Christelijk gymnasium te Zetten oprichten, een inrichting, die sinds 1889 toen het Gereformeerd Gymnasium te Amsterdam door Prof. Dr.

J. Woltjer werd gesticht, door vele Christelijke gymnasia en lycea is gevolgd.

Ook de Roomschen hebben verschillende gymnasia. Al deze bijzondere gymnasia hebben ten opzichte van de examens thans dezelfde rechten als de openbare gymnasia, zooals er in vele groote steden één bestaat.

Van de kosten wordt thans het grootste deel uit de Staatskas betaald. Het Nederlandsche gymnasium telt zes leerjaren, de vier eerste klassen is het leerplan voor allen hetzelfde, in de vijfde klasse begint een scheiding, de eene afdeeling (A) heeft als hoofdzaak onderwijs in de oude talen, de andere (B) in de wis- en natuurkunde.

Om onderwijs te mogen geven aan een gymnasium moet men in een vak öf het doctoraalexamen hebben afgelegd of een middelbare acte hebben behaald. Aan het hoofd staat een leeraar, die den titel van Rector draagt.

Tot de meeste gymnasia wordt men toegelaten zonder examen, op overlegging van een getuigschrift afgegeven door het hoofd van de school. Het eindexamen van het gymnasium geeft in de eerste plaats toegang tot de studie aan de Universiteit.