D. i. overeenstemming des geloofs (analogia fidei) is een uitdrukking ontleend aan Rom. 12 : 6. Het begrip is uitermate moeilijk te omschrijven, èn omdat men er lang niet altijd hetzelfde onder heeft verstaan, èn omdat naar veler oordeel Rom. 12: 6 analogie niet door overeenstemming, maar door verhouding is te vertalen.
In het algemeen kan echter gezegd, dat het gaat om een maatstaf of grens bij de uitlegging der Schrift. Reeds de kerkvaders spraken van een kanon der waarheid, waarvan de ketters afweken, en waarnaar in den tijd, dat het Nieuwe Testament ontstond, ook werd beoordeeld, of een boek kanoniek mocht heeten.
Ze spraken van kerkelijken kanon, om aan te geven, dat een boek reeds lang voor kanoniek werd gehouden. De naam analogie des geloofs kwam in zwang bij de Hervormers, in zeer verschillenden zin.
Calvijn meent, dat Paulus bedoelde te zeggen, dat de uitlegging der Schrift nergens mag afwijken van de eerste beginselen der religie. In dien zin handelden verschillende Gereformeerden er over en zoo wordt het begrip ook in onzen tijd nog wel omschreven.
Anderen vreezen, dat toch, al is dit niet bedoeld, op deze wijze de dogmatiek zal gaan heerschen over de exegese, nemen analogie des geloofs liever als analogie der Heilige Schrift (analogia Sacrae Scripturae) en drukken daarmee uit, dat de Schrift een eenheid is, nooit met zichzelf in strijd kan komen en dat de exegese daarmee heeft te rekenen en men dus b.v. de duistere plaatsen naar de duidelijke moet uitleggen. Men zie Dr.
V. Hepp, De beteekenis der analogia fidei voor de exegese, Gereformeerd Theologisch Tijdschrift XVII, (1917) bl. 349 vlg.; Dr.
J. G.
Ubbink, t. z. pl., bl. 408 vlg.