God had den mensch in zijne neusgaten den adem des levens geblazen (Genesis 2:7). Adem is leven, en beademen kan genezend zijn.
Een kind vindt het vertroostend en verzachtend als de moeder zachtjes over een pijnlijke plek blaast. In veel bijgelovige zaken heeft adem en/of lucht echter een schadelijke uitwerking - kwade lucht. Iemands hete adem in de nek voelen. Duivels, demonen en heksen hebben een giftige adem waarmee ze allerlei onheil kunnen aanrichten. Ze kunnen er iemand blind mee maken, betoveren en in het ergste geval het levenslicht mee uitblazen. In Goethes Faust ziet Wagner, die tijdens de paaswake een dialoog heeft met Faust, de vier winden, Luftgeister, die de mensen tausendfältige Gefahr brengen: ‘Van uit het grimmig bijtend Noorden gaan / Zij op u los, met toegespitste tongen; / Zij dringe’ uit ’t Oost verdorrend op u aan / En voeden zich met uwe longen; /Wanneer het Zuid hen drijft uit de woestijn / En zij als vlammen om uw schedel komen, / Daar zal de zwerm van ’t West éérst welkom zijn, / Om u en uw land en wei te overstromen.’ (Faust, uit het Duits vertaald door C.S. Adama van Scheltema. Wereldbibliotheek bv Amsterdam, 1996)
→ Volksgeneeskunde.