Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

SILOAH

betekenis & definitie

„waterleiding”. Hiermee kan bedoeld zijn een watertunnel in de ZO.lijke heuvel van Jeruzalem of een vijver.

Aan de O.zijde van de ZO.lijke heuvel van Jeruzalem is de bron Gihon. Deze bron lag buiten de stad; daardoor bestond het gevaar, dat men tijdens een beleg het noodzakelijke water niet kon krijgen. Daarom is er uit de bron Gihon in de rots een tunnel in W.lijke richting naar de stad gegraven — en deze tunnel kwam uit bij een verticale schacht. Deze verticale schacht was dus in de rots bij de stadsmuur uitgegraven — en wie van de stad af in de schacht afdaalde, kwam dan bij de „horizontale tunnel”, waardoor men op die wijze het kostbare water van de bron Gihon „onderaards” kon halen. Die schacht met het hellende verlengstuk in de heuvel en het trappensysteem vormde dus met elkander een tunnelsysteem, die in het Hebr. van 2 Sam. 5 : 8 „sinnoor” wordt genoemd. Die „sinnoor” (St.Vert. „watergoot”) is dan de schacht en de tunnel, die van de heuveltop voerde naar de bron Gihon die uit de O.lijke wand van de Z.O.lijke heuvel welde. Nadat David de burcht Zion, de Davidsstad, had ingenomen, zijn er vanuit de bron Gihon andere tunnels uitgegraven (op de tekening I en II). Tunnel I liep naar de dalzool van de vallei van de Kedron en bevloeide daar de koningstuin, Neh. 3 : 15. Tunnel II is eveneens voor bevloeiing, maar dan voor de akkers en tuinen op de helling van de ZO.lijke heuvel. In dat kanaal waren ter zijde openingen of mondingen, waardoor men het water in kleine stroompjes langs de hellingen en door de terrassen kon laten wegvloeien. Toen in de dagen van Hizkia het vijandelijke leger van Sanherib Jeruzalem naderde, hield de koning van Juda raad met zijn vorsten om de fonteinwateren te stoppen, die buiten de stad waren — en veel volks werd vergaderd, dat al de fonteinen stopte, mitsgaders de beek, die door het midden des lands stroomde, 2 Kron. 32 : 3, 4. De fonteinwateren zijn die mondingen in het kanaal, en de beek die door het midden des lands stroomde is het geheel van deze wateren van de hellingen van de ZO.lijke heuvel. Deze watertunnel had maar een gering verval; het water stroomde langzaam en daarom spreekt de profeet van de wateren van S., die zachtjes gaan, Jes. 8 : 6. Dit water kwam daarna in het Stadsdal of Tyropoiondal tussen de W. en O.heuvel; hier was een dwarsdam als spermuur gebouwd, en zo ontstond er een vijver. Misschien is deze vijver geweest de oude vijver, Jes. 22 : 11; deze was ter plaatse van het tegenwoordige Birket el-hamra” (= rode vijver; deze ligt nu echter droog).Het belangrijkste werk voor de watervoorziening van Jeruzalem is wel geweest het graven van de S. tunnel van de bron Gihon uit, in de rots. Het water werd daarbij uit Gihon gebracht in de stad, 2 Kon. 20 : 20, naar het W. van de stad Davids, 2 Kron. 32 : 30; het kostbare water van de bron Gihon werd toen door de S.tunnel naar de S.vijver gebracht op een plaats tussen de twee stadsgedeelten, respectievelijk tussen de W.- en op de O.heuvel waar beide tezamen en de beschermende muur in het Z. over het water waakten. De tunnel loopt door de heuvel Ofel met een verval van 2,18 m. De lengte bedraagt 512,5 m, terwijl de afstand van het begin naar het einde slechts 324 m hemelsbreed is. Want de vorm van de tunnel is S.-vormig. Aan die tunnelwerkzaamheid herinnert de inscriptie, die in 1880 gevonden is ter plaatse, waar de gravers elkaar ontmoet hebben; de inscriptie luidt: „ ... het doorboren. En dat is de geschiedenis van het doorboren. Toen nog ... het houweel van de een naar de ander, en toen nog drie el te doorboren waren, werd (gehoord) hoe de een de ander toeriep, want er was een ... in de rots aan de rechterzijde. En ten dage van het doorboren sloegen de arbeiders op elkander in houweel tegen houweel; en het water vloeide van zijn oorsprong tot in de vijver, 1200 el ver. En honderd el was de rots hoog boven het hoofd der arbeiders.” Over de S.tunnel spreekt 2 Kron. 32 ; 30; 2 Kon. 20 : 20; en daarvan zegt het boek van Sirach 48 : 19: Ezechias maakte zijn stad vast en leidde water in het midden van dezelve; hij groef de spitse rotssteen met ijzer en bouwde fonteinen om water te hebben.

Die S.tunnel mondde uit in de S.vijver. De S.vijver is thans 16 m lang en 5,8 m breed. Opgravingen in de nabijheid daarvan brachten de grondslagen van grootse badinrichtingen aan het licht; men meent wel dat deze afkomstig zijn uit de tijd van Herodes, maar het schijnt meer waarschijnlijk dat ze dateren uit de eeuw van Constantijn de Grote. Boven de uitmonding van de S.tunnel vond men de grondslagen van een toren, die 10 m in het vierkant was; dit was de toren van Siloam, Luc. 13 : 4.

< >