zoon van Jafeth, Gen. 10 : 4; hetzelfde woord als Ioniërs (Javones); in de Bijbel betekent het soms de Kleinaziatische Grieken, Jes. 66 : 19; de door Grieken bewoonde landen, Ez. 27 : 13; wanneer St.Vert. Joël 3 : 6 sprake is van Grieken, is dit de vertaling van het woord J., dat Dan. 8 : 21; 10 : 20; 11 : 32 als Griekenland is weergegeven.
Zie: E. Dhorme, Les peuples issus de Japhet d’après le chapitre X de la Genèse; Syria 1932.