Wat is de betekenis van Javan?

2025-07-16
Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

JAVAN

zoon van Jafeth, Gen. 10 : 4; hetzelfde woord als Ioniërs (Javones); in de Bijbel betekent het soms de Kleinaziatische Grieken, Jes. 66 : 19; de door Grieken bewoonde landen, Ez. 27 : 13; wanneer St.Vert. Joël 3 : 6 sprake is van Grieken, is dit de vertaling van het woord J., dat Dan. 8 : 21; 10 : 20; 11 : 32 als Griekenland is weergegeven. Zie: E....

2025-07-16
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Javan

is in het O.T. (reeds in de lijst der volken, Gen. 10 : 2) de naam, waarmede de Joniërs zijn aangeduid, de belangrijkste van de drie stammen der Hellenen of Grieken (de Aeoliërs, Joniërs en Doriërs). Door de machtige handelssteden aan de Klein-Aziatische kust kwamen deze Joniërs reeds vroegtijdig in aanraking met de landen...

2025-07-16
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Javan

Een volk van Japhetietischen oorsprong, dat vereenzelvigd wordt met de Ioniërs (Jawones) en in het spijkerschrift voorkomt onder den naam Jamann. Het wordt genoemd in de volkerenlijst van Gen. 10 (v. 2).

2025-07-16
Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Javan

Javan is de hebraïseering van het Orieksche Jawon, den naam van de belangrijkste van de drie stammen der Grieken (Aeoliërs, loniërs en Doriërs). Ze woonden hoofdzakelijk op de kust van Klein-Azië. Vandaar dat hun naam tot verzamelnaam werd voor de Grieken in het algemeen.In Gen. 10 : 4 is in den Jafet-groep sprake van &bdqu...

2025-07-16
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Javan

[Hebr.: Jawan; leenwoord] de oudtestamentische naam voor de Ioniërs (Gen. 10); later in ruimere zin aanduiding voor Griekenland en de Grieken (Dan.8, 21; Joël 4,6; Zach.9,13).

2025-07-16
Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Javan

vierde zoon van Japhet, wordt beschouwd als de stamvader der Ioniers of Grieken; in het 0. T. is hij vermeld : Gen. 10: 2, 4 ; 1 Chron. 1: 5, 7; Jezaia 66: 19; Ezech. 27: 13. 19.