Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Gepubliceerd op 11-05-2017

Noach

betekenis & definitie

Noach, persoon uit het Oude Testament, bouwer van een schip (de ark) om de zondvloed te overleven; verzamelaar van paren van alle diersoorten die hij vervolgens in de ark onderbracht.

Ark van Noach, arke Noachs, het schip dat Noach bouwde om zijn gezin en de dierenwereld de zondvloed te laten overleven; (fig.) huis of bergplaats waar veel verschillende soorten mensen, dieren of dingen verzameld of bijeengekomen zijn, of waar deze soort bij soort bijeen zijn gebracht; verzameling dieren, plaats die rijk aan dieren en diersoorten is.

Vol als de ark van Noach, heel vol met diverse zaken.

Toen God zag hoe slecht de mensen geworden waren, wilde hij hen uitroeien door middel van een grote overstroming, de zondvloed. Alleen de rechtvaardige Noach en zijn gezin mochten overleven, dus God gaf Noach opdracht om een schip te bouwen, daarin te gaan met zijn gezin en met paren van alle diersoorten. Genesis 7:7-9: ‘Om aan het water te ontkomen ging Noach de ark in, samen met zijn zonen, zijn vrouw en de vrouwen van zijn zonen. Van de reine en de onreine dieren, van de vogels en van alles wat op de aardbodem rondkruipt, kwamen er telkens twee bij Noach in de ark, een mannetje en een wijfje, in overeenstemming met wat God hem had opgedragen’ (NBV). Iemand wordt wel een Noach genoemd om aan te geven dat hij een verzamelaar (vooral van dieren) is.

Het schip van Noach wordt ark genoemd. Dat woord is van Latijnse oorsprong, en is al in de vroege Middeleeuwen ontleend. Hoewel de verbinding ark van Noach niet zo in Genesis voorkomt, is zij overbekend in verschillende varianten en toepassingen, zoals Noêets aerche bij De Castelein (1548). De Castelein noemt de ark in de reeds vroegmiddeleeuwse symbolische voorstelling als Maria, zoals die ook in de Rijmbijbel voorkomt.

Bijbelcitaat: Rijmbijbel (1271), 1175-79. Die arke daer metten lieden / Noe in vloe die mach bedieden / Wel met redenen marien / dar god mede wilde vrien / die weerelt al van luciferre. (De ark waarin Noach met de andere mensen vluchtte, kan met recht Maria symboliseren, door wie God de gehele wereld van Lucifer wilde bevrijden.)

Bijbelcitaat: Statenvertaling (1637), Genesis 7:1. DAer na seyde de HEERE tot Noach: Gaet ghy, ende u gantsche huys in de Arke.

Gebruiksvoorbeeld: Binnen drie uur was het overgrote deel van Uilenbroeks dieren door gebrek aan zuurstof gestikt. Een ramp. Uilenbroek is een Noach zonder ark, hij maakt een gedeukte indruk. (NRC, sept. 1994

Gebruiksvoorbeeld: ‘Kunnen we dan niet beter eerst alles eruit halen en dan er weer inzetten?’ stelde Tjitske voor. ‘En dan meteen soort bij soort,’ zei Maarten. ‘Als in de ark van Noach,’ vulde Gert geamuseerd aan. (J.J. Voskuil, Het A.P. Beerta-Instituut (Het Bureau 4), 1998, p. 951)

Gebruiksvoorbeeld: Een kwartier lang bedreven wij een soort conversatie, zoals in het dierenrijk tussen de zeboe en de fazant zou worden uitgevoerd. Ik doe maar een willekeurige greep uit de ark, om onze mate van kortsluiting te doen uitkomen, want we begrepen niets van elkaar. (S. Carmiggelt, Vliegen vangen, 1968 (1955), p. 108)

Gebruiksvoorbeeld: Hun akkers zijn als een openluchtmuseum, een Ark van Noach voor het gewas. (NRC, aug. 1994)

Gebruiksvoorbeeld: Terwijl de heren aten was Thom teruggereden naar zijn uitpuilende stallen voor jongvee, zijn mestbult, zijn slinken¬de hooivoorraad, zijn kippen, katten, schapen en lammeren die overal tussendoor liepen, zijn vijftienurige werkdag, zijn slapeloze nachten, zijn principes en zijn boerderij, zo vol als de ark van Noach. (G. Mak, Hoe God verdween uit Jorwerd, 1996, p. 179)

Gebruiksvoorbeeld: Ook haar (eerdere) baan in een psychiatrische inrichting leek redding te bieden. Het tehuis is niet voor niets ‘De ark van Noach’ genoemd. (Het Parool, 10-3-1990)