Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Gepubliceerd op 11-05-2017

Keizer

betekenis & definitie

Geef de keizer wat des keizers is, geeft de overheid wat men haar verschuldigd is; betaal de belasting.

De keizer in deze uitdrukking is de keizer van Rome, de overheerser van Israël in de tijd van Jezus. De context is een discussie tussen Jezus en de Farizeeën. De laatsten willen hem een strikvraag stellen en hem vragen of men wel belasting moet betalen. Zou Jezus ‘nee’ zeggen, dan zou hij bekend worden als ongehoorzaam aan de overheid; was zijn antwoord ‘ja’, dan zou hij zich tegen zijn volk keren. Jezus doorziet hun bedoeling en lost het probleem als volgt op. Hij laat een muntstuk halen, ‘En Hij zeide tot hen: Wiens beeldenaar en opschrift is dit? Zij zeiden tot Hem: Van de keizer. Jezus zeide tot hen: Geeft dan de keizer wat des keizers is, en Gode wat Gods is’ (Marcus 12:16-17, NBG-vertaling). De Farizeeën weten hierop geen weerwoord en blijven zwijgend achter.

Bijbelcitaat: Liesveldtbijbel (1526), Marcus 12:17. Doen antwoorde Jesus ende sprac tot hen, zo geeft den keiser wat des keiser is, ende gode, wat Gods is.

Gebruiksvoorbeeld: Hij wijst op de geringe interesse voor overlastbestrijding en de weerzin tegen belastingen van vele kroegbazen. ‘Geef de keizer wat des keizers is’, adviseert Fortuyn. (NRC, aug. 1994)

Gebruiksvoorbeeld: Ooit werd er gezegd: ‘Geef aan de keizer wat de keizer toekomt.’ Fundamentalisten weigeren dit te doen, ook op andere vlakken. (De Standaard, nov. 1995)