Zwier
m., 1. handeling van zwieren, draai, zwaai: met een zwier kwam de beschonkene op het midden van de straat; 2. het zwieren ; (fig.) aan de zwier gaan, zijn, uitgaan, koffiehuizen enz. bezoeken ; 3. bevalligheid van beweging, gratie : zij beweegt zich met edele zwier ; zij doet alles met veel zwier; — ook wat gratie verlee...