Wat is de betekenis van uiteen?

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

uiteen

uiteen - Bijwoord (scheidbaar) 1. uit elkaar, vaneen 2. : uiteengaan: na de demonstratie ging de hele menigte vredig uiteen. Woordherkomst samenstelling van uit en een

2024-04-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

uiteen

uiteen - bijwoord uitspraak: uit-een 1. uit elkaar ♢ beste vrienden, hier gaan we uiteen Bijwoord: uit-een

2024-04-29
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

uiteen

uit elkaar En hoe gaat het met hen tegenwoordig? Zijn ze nu weer bij mekaar, of zijn ze nog steeds uiteen? vroeg Karstin. (Hugo Raes, De Vlaamse reus) De debuutroman Ik ben maar een neger van Jef Geeraerts is een boeiend, tegelijk ruw en poëtisch, aangrijpend en ontstellend boek, vlot geschreven in een afwisselend filmisch-za...

2024-04-29
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

uiteen

(bw.) kersenpff uit elkaar.

2024-04-29
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

uiteen

In Vl.-België zeer gewoon; in Nederl. wordt uiteen in de spreekt, vrijwel niet gebruikt; men zegt van of uit elkaar; in de schrijftaal veelal in twee woorden geschreven. - Zie ook WNT XVII-3, 505. In de volg. toep. in de standaardt. onbekend: van ledematen: ontwricht, in de verb. uiteen hebben, liggen. S...

2024-04-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

uiteen

van mekaar.

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Uiteen

adv., útinoar; verlopend, liggend, wiidweidich.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uiteen

bw., zich van elkaar verwijderend, uit elkander. In N.-Nederl. alleen in schrijftaal; in de spreekt, gebruikt men uit elkaar. Uiteen vormt met werkw. scheidbare samenstellingen, die betekenen: door de werking komen of brengen in de toestand door uiteen uitgedrukt. Voor de vervoeging dier ww. zie men bij de enkelvoudige.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

uiteen

(uit elkaar, vaneen; fig. los, gescheiden); uiteen vormt samengestelde w.w., wier bet. uit die van het grondww. duidelijk is.