Wat is de betekenis van train?

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Train

(Fr.), m., gang; de loop der dingen; en train. in zwang ; aan de gang ; op dreef.

2025-07-15
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

train

train - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trainen ♢ Ik train 2. gebiedende wijs van trainen train! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trainen train je?

2025-07-15
Papiaments woordenboek

Papiaments woordenboek

train

trainen

2025-07-15
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Train

de loop der dingen

2025-07-15
Woordenboek automatisering

Henk Biemond (1985)

Train

Keten Een reeks apparaten, die met elkaar zijn verbonden om een oproep te verzenden of te completeren.

2025-07-15
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Train

trein, legertros; gewone gang van zaken; sleur; en train: op dreef.

2025-07-15
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

train

I. 1. grootbrengen; opleiden, scholen; 2. oefenen, drillen, africhten, dresseren; trainen; leiden [bomen]; richten [geschut]; 3. trekken, slepen; 4. per spoor afleggen; II. 1. (zich) oefenen, (zich) trainen; 2. per spoor reizen (ook: train it); III. 1. sleep; nasleep; gevolg; stoet; aaneenschakeling, reeks; staart [v. affuit of vogel, ster]; loopv...

2025-07-15
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Train

legertrein, tros.

Wil je toegang tot alle 18 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-15
Geneeskundig woordenboek (EN-NL)

dr. mr. W. Schuurmans Stekhoven (1949)

train

trein; hospital train, hospitaaltrein.