Wat is de betekenis van Trainen?

2024-03-29
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

trainen

(werkwoord) [alg.] opleiden; bijscholen, scholen - Ook leden van de vrijwillige brandweer zijn opgeleid tot volwaardig brandweerman of -vrouw. - Zij schoolt docenten om te gaan met al te assertieve scholieren. [alg.] oefenen - Voor een topsporter volstaat talent niet. Als je wilt winnen moet je oefenen, oefenen en nog eens oefenen. [alg.] afr...

2024-03-29
Liselot Luja

Schrijver op Ensie

Trainen

Trainen is in het leven geroepen om mensen wat te leren. Je bent tijdens een training op een praktische manier bezig met het tot stand brengen van relatief duurzame verandering in kennis, houding en vaardigheden van de deelnemers. Alleen als je kundig bent als trainer kun jij de deelnemers optimaal laten leren. Jij bent het instrument dat deelnemer...

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

trainen

trainen - Werkwoord 1. (inerg) het doen van lichamelijke oefeningen Er werd hard getraind voor het kampioenschap. 2. (ov) door middel van oefeningen een bepaalde vaardigheid opbouwen Dit is iets dat wel degelijk getraind kan worden. Woordhe...

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

trainen

trainen - regelmatig werkwoord uitspraak: tre-nen 1. oefeningen doen met je lichaam ♢ ze trainde voor de zwemwedstrijden 2. oefeningen laten doen om iemand voor te bereiden op een moeilijke taak ...

2024-03-29
Wielerwoordenboek

Fons Leroy en Wim van Rooy (2010)

trainen

trainen: oefenen, het wielerseizoen voorbereiden, de conditie onderhouden. 'Trainen op de muur van woei' betekent conditie opdoen door tegen een stevige wind in te fietsen.

2024-03-29
Golfsportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

trainen

(ov en onov ww; trainde; h. getraind) SP 1 - stelselmatig oefenen in een tak van sport, m.n. voor een wedstrijd. Herkomst: van Eng. to train (slepen, sleuren, opvoeden, africhten)

2024-03-29
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

trainen

(ov en onov ww; trainde; h. getraind) SP - stelselmatig oefenen in een tak van sport, m.n. voor een wedstrijd. Herkomst: van Eng. to train (slepen, sleuren, opvoeden, africhten)

2024-03-29
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

trainen

(overgank. en onovergank. werkw.; trainde; h. getraind) SP - stelselmatig oefenen in een tak van sport, m.n. voor een wedstrijd. Herkomst: van Eng. to train (slepen, sleuren, opvoeden, africhten)

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Trainen

africhten; oefenen in een tak van sport; oefenen in een bepaalde vaardigheid