Wat is de betekenis van trainer?

2024-04-25
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

trainer

Het begrip trainer heeft 5 verschillende betekenissen: 1) iemand die anderen traint. iemand die een ander of anderen begeleidt in het aanleren of verbeteren van bepaalde vaardigheden; iemand die een ander of anderen traint in een vaardigheid. 2) sporttrainer. iemand die voor zijn beroep of ook wel uit liefhebberij een sportploeg of i...

2024-04-25
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

trainer

(zelfstandig naamwoord) [alg.] oefenmeester; cursusleider, opleider, docent, scholer - Alweer is er een oefenmeester op me-too-gronden buitenspel gezet. - Deze cursus zou gegeven worden door een uiterst ervaren docent ... [dieren] africhter - De africhter leerde de filmhond alle kunstjes voor zijn rol. [sport] oefentoestel - De zoutwaterroe...

2024-04-25
Formule 1

Mischa Bijenhof (2022)

Trainer

Persoonlijke fitnesstrainer die de coureur begeleidt, trainingsprogramma’s maakt en soms ook het dieet samenstelt. Ook in de Formule 1 werd je lange tijd als uitslover beschouwd als je ging trainen. Tot de jaren zeventig bereidden coureurs zich voor door daags voor de race niet te veel bier te drinken en op tijd naar bed te gaan. Tegenwoordig...

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

trainer

trainer - Zelfstandignaamwoord 1. (sport) iemand die beroepsmatig mensen of dieren begeleidt teneinde hun prestaties te verbeteren Al na tien wedstrijden werd de trainer ontslagen. 2. apparaat of systeem waarmee men kan trainen Woordherkomst Afgeleid van trainen met het achtervoeg...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

trainer

trainer - zelfstandig naamwoord uitspraak: tre-ner 1. iemand die mensen oefent in een bepaalde sport ♢ de trainer bepaalt wie er mee mag spelen Zelfstandig naamwoord: tre-ner de trainer ...

2024-04-25
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

trainer

(de; -s) SP - iem. die een individu, een groep mensen of een dier traint.

2024-04-25
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

trainer

(de; -s) SP - iem. die een individu, een groep mensen of een dier traint, syn. oefenmeester

2024-04-25
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

trainer

(de, -s), training (de, -en) trainingspak.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Trainer

oefenmeester