SPITS
I. v. (-en), 1. scherpe punt; puntige top; puntig uiteinde: de spits van een toren, van een degen; er zit een scherpe spits aan; — (fig.) de spits dier vereniging zou tegen Frankrijk gericht zijn; — iets op de spits drijven, tot het uiterste, er de scherpste vorm aan geven; iem. op de spits drijven, to...