spits - Zelfstandignaamwoord
1. (verkeer) drukte in het verkeer op bepaalde tijdstippen
♢ Hij ging in de spits naar zijn werk.
2. (sport) een voetballer die voor in het veld staat
♢ Van de aanvallers is de spits meestal diegene die de meeste doelpunten maakt.
3. kleine, oorspronkelijke soort honden
4. klein vrachtschip
5. scherp, puntig uiteinde, punt, tip, top
spits - Bijvoeglijk naamwoord
1. in een punt uitkomend
♢ Hij kreeg de spitse pijl in zijn been.
2. scherpzinnig.
♢ Ze gaf hem weer zo'n spits antwoord.
spits - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spitsen
♢ Ik spits
2. gebiedende wijs van spitsen
♢ spits!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spitsen
♢ spits je?
Woordherkomst
afgeleid van spit met het achtervoegsel -s
Verwante begrippen
hoogtepunt,, [3] keeshond,, [5] neus, piek, uiterste, [2] pienter, puntig, scherpzinnig, schrander, snugger, vernuftig
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: