Wat is de betekenis van Spa?

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

spa

spa - Zelfstandignaamwoord 1. spade, spitwerktuig, graafwerktuig Met een spa kan men de grond omspitten, een schop wordt meer gebruikt om kuilen te graven.

2024-04-28
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Spa

(1734) licht mineraalwater Spa ligt in de Ardennen en in de Belgische provincie Luik. Plinius schreef al in 77 n.Chr. over een geneeskrachtige bron in deze streek, maar de eerste die er munt uit sloeg was een zekere Collin Leloup ofwel Colijn de Wolf. De Wolf kwam uit Breda en kocht in 1326 voor 700 gulden een perceel bos bij het dorpje dat...

2024-04-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

spa

spa - zelfstandig naamwoord 1. mineraalwater uit de bronnen van Spa ♢ geef mij maar een spa 1. spa rood [met prik] 2. spa blauw [zonder prik]...

2024-04-28
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Spa

(9000 inwoners), een bekende Belgische badplaats in de Ardennen, met ijzer- en koolzuurhoudende bronnen. Ook is er een casino. Spa heeft een groot aantal hotels en trekt veel toeristen.

2024-04-28
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

spa

minerale bron; badplaats.

2024-04-28
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SPA

I. bn. bw., zie Spade (I). II. v., zie Spade (II). III. naam van een bekende badplaats in de provincie Luik in België ; als zn. bij verkorting voor water van Spa: hij dronk Spa.

2024-04-28
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Spa

gemeente in België, prov. Luik, 3593 ha, 9002 inw. Badplaats, beroemd om haar minerale bronnen. Casino, mineraalwaterfabriek, toerisme. Gedurende W.O. I was Spa zetel van het Duitse hoofdkwartier. Van hier uit vluchtte Wilhelm II op 10 November 1918 naar Nederland. Van 5-16 Juli 1920 vergaderde de Conferentie van Spa tussen afgevaardigden der...

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

spa

I. volkst. spaai; zie spade I. II. bn., bw. (laat); zie spade II.