slecht
...
Muiswerk Educatief (2017)
slecht - bijvoeglijk naamwoord, bijwoord 1. wat minder goed is dan gemiddeld ♢ hij heeft een slechte computer die bijna niets kan 1. u treft het slecht [het komt toevallig niet goed uit] ...
Dr. E. Schröder (1980)
Eigenlijk betekent slecht: effen, vlak, glad, zoals nog blijkt uit slechten: met de grond gelijk maken en beslechten. Ook in de uitdrukking recht en slecht heeft slecht nog deze betekenis. Dan gaat het woord betekenen: eenvoudig (slechte luiden), onwetend, niet deugdelijk, niet gunstig, gebrekkig (slecht gezicht). Dan zijn wij langzamerhand al geko...
J. van Donselaar (1936)
bn., (i.h.b.:) niet overeenkomstig ide (vermeende) normen van Nederlanders: of blanken i.h.a. (m.b.t. enige uiterlijke kenmerken van Creolen); i.h.b.: slecht haar = kroeshaar; een slechte kleur een donkere (huids)kleur. Je haar was slecht haar, omdat het kroes was (Dobru 1969: 34). - Zie ook: goed, verbeteren. -: slechte droom (de, -dromen), nare d...
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj. & adv., kwea, tsjoed, min; (zwak), min; (minderwaardig), min, gemien, biroerd, suterich; — mens, forkeard(e)ling, forkearden-ien, biroerd(e)ling, minnen-ien; -e vrouwen, forkearde froulju; door en door —, alhiel oerjown, troch alles hinne; -e waar, bocht; erg —, stri...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), 1. effen, glad, thans alleen in bijzonder gebruik: slecht water, slechte zee, effen, kalme zee; — vgl. Slechthamer; — (gew.) de slechte straat, de kleine stenen der straat aan de huizenkant; — een slecht en recht plafonnetje, zonder randen of versieringen,...
M. J. Koenen's (1937)
I. bn. (1 vero. effen, vlak, glad; fig. eenvoudig; 2 gering, onaanzienlijk; 3 niet goed, niet deugdelijk; van mindere waarde, ongunstig; verkeerd werkend; 4 berispelijk, ondeugend, boos): 1. een zee zo slecht als het water in een glas; hier strijckt de grijze Raed het voorhoofd slecht; verkopen bij de slechte (of: slichte) maat, afgestreken; fig. r...
Jozef Verschueren (1930)
I. bn. en bw. (-er, -st) 1. Veroud. vlak, effen, glad : ’t oneffen maakt hij -. 2. Veroud. eenvoudig: -en recht. 3. Veroud. onnozel,onwetend : een kind; een -e duif. 4. Veroud. gering, onaanzienlijk : van -e afkomst. 5. niet zoals het hoort, niet goed, niet deugdelijk : een mens; iemands gedrag; van gedrag; iets -s van iemand denken; een...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: