Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 30-11-2017

slecht

betekenis & definitie

slecht - bijvoeglijk naamwoord, bijwoord

1. wat minder goed is dan gemiddeld
hij heeft een slechte computer die bijna niets kan
1. u treft het slecht
[het komt toevallig niet goed uit]
2. slecht voor de dag komen
[geen goede indruk maken]
3. lang niet slecht
[tamelijk goed]
2. met een verkeerd effect
♢ gebakjes zijn slecht voor de lijn
1. het loopt slecht met hem af
[het gaat verkeerd met hem]
2. een slecht cijfer
[een slechte beoordeling]
3. het is slecht met hem gesteld
[het gaat niet goed met hem]
4. slecht bij kas zitten
[weinig geld hebben]
5. dat treft slecht
[dat komt ongunstig uit]
6. het slecht treffen
[pech hebben]
7. een slecht voorteken
[waardoor je een ongunstige afloop verwacht]
3. niet deugdzaam, goed, braaf
♢ hij staat slecht bekend
1. slecht aangeschreven staan
[een slechte naam hebben]
2. een slecht geweten hebben
[een gevoel van schuld]
3. op het slechte pad zijn
[misdadig zijn]
4. in een slechte reuk staan
[ongunstig bekend staan]
4. onplezierig om te zien
♢ ?

1. moeilijk of bezwaarlijk
♢ ik kan hem slecht laten lopen

Bijvoeglijk naamwoord: slecht
... is slechter dan ...
het slechtst
de/het slechte ...
iets slechts

Bijwoord: slecht

Synoniemen
beroerd, ellendig, erbarmelijk, inferieur, minderwaardig, onooglijk, verachtelijk

Tegenstellingen
eminent, fraai, goed, kostelijk, leuk, meesterlijk, mooi, optimaal, perfect, prima, superieur, uitgelezen, uitgezocht, uitmuntend, uitstekend, voortreffelijk