schep
1) (1917) (inf.) grote hoeveelheid: 'een hele schep geld'. • Tante Deborah had een schep traktaatjes onder den Bijbel liggen. (Jacobus van Looy: Jaapje. 1917) • Hij kon wenen bij het aanschouwen van andermans lijden, toornen bij het zien van onrecht en was, evenals conducteur Lovendaal, al ras geneigd een hele schep theorie over boord te...