schepping
schepping - zelfstandig naamwoord uitspraak: schep-ping 1. het maken ♢ bij de schepping van de wereld is leven ontstaan Zelfstandig naamwoord: schep-ping de schepping
Nederlands woordenboek voor onderwijs
schepping - zelfstandig naamwoord uitspraak: schep-ping 1. het maken ♢ bij de schepping van de wereld is leven ontstaan Zelfstandig naamwoord: schep-ping de schepping
Door Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart
Schepping, dat wat God heeft geschapen: de wereld. Schepping in de betekenis ‘het maken, het vormen van iets; creatie’ is niet specifiek bijbels. Maar wanneer het woord gebruikt wordt ter aanduiding van de wereld, is bijbelse invloed niet te ontkennen: de schepping als dat wat God geschapen heeft, zoals wordt verteld in de eerste twee hoofdstukken...
Ontwerp nu je advertentie. Direct online!
Nederlandse encyclopedie
v. (-en), 1. het scheppen, (meestal religieuze) voorstelling van het ontstaan van de wereld: sinds de der wereld; 2. het geschapene: de mens is heer der schepping; 3. iets geschapens: dit is zijn schepping, hij heeft het ontworpen en tot stand gebracht. GODSDIENSTGESCHIEDENIS De term schepping wordt zowel gebruikt voor die voorstellingen waarin v...
Nederlands woordenboek (7e druk - 1950)
v. (-en), 1. het scheppen : sedert de schepping der wereld ; de schepping van een kunstwerk; 2. het geschapene: de ganse schepping rust; de mens is heer der schepping; de heer der schepping, de man; — dit is zijn schepping, hij heeft het ontworpen en tot stand gebracht.
Encyclopedie van A tot Z - 1949
Het oudste scheppingsverhaal in de Bijbel, toegeschreven aan de Jahwist (Gen. 2 : 5 v.), is kinderlijk van opvatting: de oorspronkelijk dorre aarde werd door bevochtiging vruchtbaar; God vormde de mens uit aarde, plantte de hof van Eden, schiep de dieren en daarna uit een rib van Adam de vrouw. Het jongere, uit de Priestercodex stammende, verhaal v...
M. J. Koenen's Verklarend handwoordenboek
v. scheppingen (1 de daad van scheppen; 2 het geschapene; heelal; kunstwerk): 1. de der wereld; de schepping van een kunstwerk; 2 heel de schepping looft den Heer; de heer der schepping, de man; de scheppingen van een dichter, een componist.
25 delen, uitgegeven 1933-1939. Uitgeverij Joost van den Vondel te Amsterdam.
1° De scheppingswerking, die a) actief genoemd kan worden, nl. als de eeuwige daad in God, en b) passief als de afhankelijkheidsbetrekking van het schepsel tot God. 2° Het product van de scheppingswerking; dan omvat de s. het geheel van alle geschapen dingen (vgl. ➝ Cosmogonie). Voor het doel ders., zie ➝ God (I) 3° Boek der Schepping,...
Modern Woordenboek (1930-1961)
('schepping) v. (-en) 1. Eig. het scheppen: de oorspronkelijke wordt voortgezet door de Voorzienigheid, die voortdurende wordt genoemd. 2. Metn. het geschapene: God is de heer van de -; de van een kunstenaar; men staat verbaasd over al die nieuwe -en in de grote steden.
Geschreven onder redactie van theoloog F.W. Grosheide, 1925-1931
is de daad van God almachtig waardoor Hij hemel en aarde, met al wat er in is, tot aanzijn geroepen heeft, en ook wordt het Heelal door God geschapen zelf de schepping genoemd. Het woord drukt dus zoowel de daad Gods als het werk' Gods uit. In alle tijden en in alle landen heeft de mensch gevraagd naar den oorsprong der dingen, hij wilde weten...
Groot woordenboek der Nederlandsche taal
Schepping - v. (-en), het scheppen : sedert de schepping der wereld; de schepping van een kunstwerk; — al het geschapene : de gansche schepping rust; de mensch is heer der schepping.
Nederlandse encyclopedie
Schepping (De leer der) uit niets door den wil van het Opperwezen is een leerbegrip der Israëlieten en Christenen, berustend op de Oud-Hebreeuwsche sage, onder den naam van scheppingsverhaal bekend. Daarmede kwamen reeds in de tweede eeuw onzer jaartelling de voorstanders van het Christendom in verzet tegen de scheppingsverhalen der Heidenen, inzon...
I.M. Calisch (1864)
Schepping, v. gmv. het scheppen; al het geschapene. *-SBOEK, o. gmv. het eerste boek van Mozes, Genesis. *-SGESCHIEDENIS, v. gmv. *-STHEORIE, v. *-SWERK, o. gmv. *-SWOORD, o. gmv. (fig.) het woord der Almagt, (als: er zij licht! en er was licht).
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.