Wat is de betekenis van Krak?

2025-07-14
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-14
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Krak

I. tw., woord dat een kort, scherp geluid nabootst zoals men hoort wanneer een hard voorwerp, waar spanning in zit, breekt: krak! daar lag de mast'; zn. m. (-ken), 1. krakend geluid als onder I. genoemd : een krak geven; het schip gaf krak op krak ; 2.het breken; 3. breuk, barst, scheur; — (fig.) (veroud.) plotselinge v...

2025-07-14
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

krak

krak - Tussenwerpsel 1. geluid wat ontstaat als iets breekt 'Pap, ik geloof dat ik weet wat een wonder is. Moet je horen: Twee oudjes hadden eens een kipje, en dat kipje heette Stipje. 't Legt een eitje voor de ouden, geen gewoon, maar een gouden. Man sloeg met een bezemsteel, maar het eitje bleef toch hee...

2025-07-14
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

krak

krak - zelfstandig naamwoord 1. aantasting waardoor het niet meer gaaf is ♢ zijn reputatie heeft door die affaire een krak gekregen 2. scheur in iets wat breekbaar is ♢ er zit een krak in die porseleinen scha...

2025-07-14
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

krak

strafdoublet

2025-07-14
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

krak

(de, -ken), (verouderend), gaffel, i.h.b. gaffelvormige stok om iets te stutten, vorkstok. We passeren in de loop van de morgen een oud kamp van de grensexpeditie. Er liggen nog vele stokken en krakken van de kampen in het rond, benevens doorgeroeste blikken en afval van kisten (Geijskes 1957: 241). -Etym.: S en SN kraka betekent ongeveer hetzelfd...

2025-07-14
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Krak

of kerak ontstaat bij droogkoken van rijst.

2025-07-14
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Krak

s., kreak, knap.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-14
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

krak

I. 1. m. krakken; het kraken, een krakend geluid; fig. vermindering, verzwakking (van invloed enz.): een krak geven; 2. klankn. tw.: krak, daar brak de tak! II. v. krakken; een soort van eend, ook: krakeend; Lat. anas strepera. III. bw. (Z.-N.) krek; zie ald.