Wat is de betekenis van krakeel?

2024-04-26
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

krakeel

ruzie. ruzie, onenigheid, ongenoegen, meestal gepaard gaand met rumoer. Voorbeelden: Meestal gaan veranderingen gepaard met veel krakeel: manifesten, parodieën, verketteringen, kortom alle literatuurpolitieke middelen die een jonge generatie gebruikt om de oude garde opzij te zetten. NRC, 1993 Jullie zijn er ook nog in g...

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

krakeel

krakeel - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krakelen ♢ Ik krakeel 2. gebiedende wijs van krakelen krakeel! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krakelen krakeel je?

2024-04-26
Pierewaaien (Quiz)

Genootschap Onze Taal (2001)

krakeel

Wat is de herkomst van krakeel ('ruzie met rumoer')? a Het is samengesteld uit de Middelnederlandse woorden crake (‘hard, schel’) en keel (‘stem’). b Het Poolse krak (‘rel’) ligt eraan ten grondslag, en daar is in het Nederlands de werkwoordsuitgang -elen aan toegevoegd. Van...

2024-04-26
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Krakeel

[woordafl. zeer omstreden; missch. van Fr. querelle = twist] ruzie, gekibbel.

2024-04-26
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

krakeel

luidrugtige rusie of gekyf; onenigheid; gekrakeel, luidrugtig twis, kyf.

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Krakeel

s.n., kreauwerij, tsierderij, rûzje, spul (it).

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Krakeel

o. (...kelen), 1. ruzie met rumoer (geschreeuw, schelden) gepaard, luidruchtig gekijf, luide of felle woordentwist, ook op papier; 2. onenigheid: huiselijk krakeel.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

krakeel

o. krakelen; twist,gekijf.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

krakeel

(kra'ke:l) o. (krakelen) [Fr. querelle < Lat. querela] hevige, luide en vinnige woordenwisseling : huiselijke, burgerlijke krakelen; driftige krakelen; een komt op, rijst; zoeken, krijgen; in geraken.Syn. onaangenaamheid, onmin, ruzie, tweedracht, twist.