Wat is de betekenis van koekoek?

2024-04-29
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

koekoek

Het begrip koekoek heeft 4 verschillende betekenissen: 1) zangvogel met typische roep. in onze streken als trekvogel voorkomende, blauwgrijze of roestbruine zangvogel uit het vogelgeslacht Cuculus, die zijn eieren in het nest van andere vogels laat uitbroeden en waarvan de karakteristieke roep klinkt als zijn klanknabootsende naam; ruimer oo...

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

koekoek

1) (17e eeuw, vero.) bedrogen echtgenoot; hoorndrager*. Wellicht ontleend aan het Frans waar 'cucuault' koekoeksvader betekent, of: de vogel die een koekoeksjong ondergeschoven krijgt. Van de koekoek weten we dat hij zijn eieren in andermans nest legt. Het verband tussen buitenechtelijke seks en de koekoek is al eeuwen oud. In de betekenis van 'bed...

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

koekoek

koekoek - Zelfstandignaamwoord 1. (vogels) Cuculus canorus naar zijn roep genaamde vogel Woordherkomst (klanknabootsing)

2024-04-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

koekoek

koekoek - zelfstandig naamwoord uitspraak: koe-koek 1. trekvogel die zijn eieren in het nest van andere vogels legt ♢ de koekoek is weer in het land, ik heb hem horen roepen 2. kleine dakkapel met spitse kap ...

2024-04-29
Vogelgids van Vogelbescherming Nederland

Vogelbescherming Nederland 2009)

Koekoek

Koekoeken leggen hun eieren in de nesten van zogeheten waardvogels, gedrag dat overigens ook bij andere soortgroepen zoals zoogdieren en insecten wordt aangetroffen. Een vrouwtjeskoekoek specialiseert zich op een bepaalde vogelsoort of -familie. Zo zijn er onder meer heggenmus-koekoeken en karekiet-koekoeken. De eieren lijken sterk op die van de wa...

2024-04-29
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

koekoek

hoorndrager. Het koekoekswijfje bouwt geen eigen nest maar legt haar ei in het nest van een andere zangvogel, die het dan samen met de eigen eieren uitbroedt. Uw voorhoofdt, koekoek, schynt geschapen tot die kroon. De horendrager, dus bespot en uitgestreeken, Mengt meer dan drie doezyn van duvels onder ’t spreeken. (Lukas Rotgans, Boerekermis...

2024-04-29
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

koekoek

(1) bedrogen echtgenoot; hoorndrager* . Wellicht ontleend aan het Frans waar ‘cucuault’ koekoeksvader betekent, of: de vogel die een koekoeksjong ondergeschoven krijgt. Van de koekoek weten we dat hij zijn eieren in andermans nest legt. Het verband tussen buitenechtelijke seks en de koekoek is al eeuwenoud. In de betekenis van ‘bedrogen echtgenoot’...

2024-04-29
Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen

Klaas J. Eigenhuis (2004)

Koekoek

Cuculus canorus Linnaeus 1758. De naam van deze vogel is hét voorbeeld van een onomatopee of klanknabootsing, hoewel de sonogrammen van het Koekoeksgeluid en dat van door de mens uitgesproken "Koekoek" enorm verschillen [med. Roy Slaterus].Ook zal de wetenschappelijke naam (Lat Cucul(l)us =Koekoek) onomatopoëtisch bedoeld zijn...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Pierewaaien (Quiz)

Genootschap Onze Taal (2001)

koekoek

Wie is de koekoek in de uitdrukking 'Dat haal je de koekoek' ('Dat wil ik wel geloven')? a de politie b de duivel c Magere Hein, oftewel de dood.