Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

koekoek

betekenis & definitie

hoorndrager. Het koekoekswijfje bouwt geen eigen nest maar legt haar ei in het nest van een andere zangvogel, die het dan samen met de eigen eieren uitbroedt.

Uw voorhoofdt, koekoek, schynt geschapen tot die kroon. De horendrager, dus bespot en uitgestreeken, Mengt meer dan drie doezyn van duvels onder ’t spreeken. (Lukas Rotgans, Boerekermis, 1708)