koekoek - zelfstandig naamwoord
uitspraak: koe-koek
1. trekvogel die zijn eieren in het nest van andere vogels legt
♢ de koekoek is weer in het land, ik heb hem horen roepen
2. kleine dakkapel met spitse kap
♢ door de koekoek hebben we nu op zolder veel meer licht
Algemene uitdrukkingen:
1. loop naar de koekoek!
[loop naar de duivel!]
2. dank je de koekoek
[dat wil ik wel geloven, dat is nogal logisch]
Zelfstandig naamwoord: koe-koek
de koekoek
de koekoeken
Gepubliceerd op 14-11-2017
koekoek
betekenis & definitie