Het begrip koekoek heeft 4 verschillende betekenissen:
1) zangvogel met typische roep.
in onze streken als trekvogel voorkomende, blauwgrijze of roestbruine zangvogel uit het vogelgeslacht Cuculus, die zijn eieren in het nest van andere vogels laat uitbroeden en waarvan de karakteristieke roep klinkt als zijn klanknabootsende naam; ruimer ook in toepassing op andere soorten uit genoemd vogelgeslacht.
2) Mechels kippenras.
in de verbinding Mechelse koekoek: Mechels kippenras.
3) constructie voor licht of lucht.
bouwkundige constructie die licht of lucht toelaat in een ruimte, hetzij in de vorm van een klein, uitstekend dakvenster, hetzij als een glazen kap of lantaarn op een dak of op het dek van een vaartuig, of als een uitgebouwde bak voor een kelderraam dat onder de begane grond is aangebracht.
4) duivel.
Aangetroffen in onderstaande verbindingen.