Kluis
v. (kluizen), 1. kleine, afgezonderde woning óf woonvertrek van een kluizenaar, cel; — soms ook als ben. voor een klooster ; — (zegsw.) hij komt in kerk noch kluis, leeft geheel ongodsdienstig; 2. kleine, bekrompen, armelijke woning: de kluis der armen; — (oneig.) graf, grafkelder; 3. klein vertrek, meest ge...