Jan gat:
1. scheldwoord voor een sukkel; een onhandig en lomp, ook wel vergeetachtig manspersoon. Al in de vroege 17de eeuw, o.a. bij Bredero en Constantijn Huygens. Wellicht ontstaan onder invloed van erg platte, tegenover vrouwen gebruikte invectieven als hondsvot; hondsklink; hondskonte,aanduidingen voor de geslachts- opening van de teef. Vgl. eveneens F...