huisje-boompje-beestje
(1950+) (inf.) als aanduiding van een kalm en ongestoord leventje. Meestal gebruikt m.b.t. mensen die vasthouden aan de dagelijkse rituelen en zich op een voorspelbare wijze gedragen. In Nederland is elk huisje en boompje in kaart gebracht. Misschien werd de uitdrukking ontleend aan het machinistenjargon. Daarin betekent huisje-boompje-beestje rijd...