Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 09-04-2024

huisje-boompje-beestje

betekenis & definitie

(1950+) (inf.) als aanduiding van een kalm en ongestoord leventje. Meestal gebruikt m.b.t. mensen die vasthouden aan de dagelijkse rituelen en zich op een voorspelbare wijze gedragen. In Nederland is elk huisje en boompje in kaart gebracht. Misschien werd de uitdrukking ontleend aan het machinistenjargon. Daarin betekent huisje-boompje-beestje rijden eigenlijk `op zicht rijden'. Hierbij moet men zich oriënteren op de omgeving, waarbij men kijkt naar elementaire zaken als huizen, bomen, beesten. Deze drie woorden verwijzen overigens ook naar gewone dagelijkse en huiselijke dingen. Hugo Hooftman (Fokker G-1: De dubbelstaarts-jachtkruiser die een legende werd, 1981) weet echter op te merken dat in de oorlogsdagen van mei 1940 de Nederlandse luchtmacht op grote schaal gebruik maakte van de Hu-Bo-Bé-techniek, het `huisje-boompje-beestje vliegen'. Dit hield in dat er rakelings over de grond werd gevlogen zodat voor ieder huisje, ieder boompje en ieder beestje moest worden opgetrokken. Op die wijze kon de vijand de toestellen moeilijk waarnemen. De uitdrukking is enigszins vergelijkbaar (al is de betekenis verschillend) met Frans 'métro-boulot-dodo', een aanduiding voor de dagelijkse sleur.

• Huisje, boompje, beestje -dat is het ezelsbruggetje van vele sportvliegers die zich, behalve op kaart en kompas, ook op de grond willen oriënteren. Maar zelfs met dit ezelsbruggetje valt het dikwijls nog niet mee het juiste vliegveld te vinden. (Leeuwarder Courant, 01/06/1951)
• Huisje-boompje-beestje in weer en wind. (Leeuwarder Courant, 31/10/1952, over 40 jaar luchtvaart)
• Dit wordt je laatste deuntje, Bob! Hij rilt van angst. Het spelletje van hu-he-bo, huisje, hekje, boompje? Zou het lukken? Er hagelen al kogels dwars door zijn cabine. (K. Norel: Vliegers in het vuur. 1963)
• Leven in een panopticum? De heren van Arti geven de toon aan. En van St. Lucas, niet te vergeten. Huisie, boompie, beesie, appeltje, peertje, ome Keesie. (Jan Mens: De kleine waarheid (1967)
• Jantje, Pietje, Keesje; boompje, huisje, beestje. (Inez van Eijk: Zo lust ik er nog wel een. 1980) (p. 87)
• En weer die blikken op haar gericht, ze keek even naar de tekeningen, op de ene een grote scheve bloem met daaronder een piepklein huisje, op de andere een bibberende rode kring gevuld met blauwe stipjes, op de derde huisje boompje beestje. (Margaretha Ferguson: Chaos. 1983)
• `Piepeltjes,' verduidelijkte de barman ongeduldig, `huisje-boompje-beestje-types. Autootje, vrouwtje, kindje.' (Hans Moll: De hoeken van de ring, 1987)
• `Maar als zij nou eens af en toe met iemand de koffer in zou duiken ...' `Dat doet ze niet. O God nee, dan ken jij Elly niet. Die is echt helemaal huisje, boompje, beestje.' (Robert Long: Wat wil je nou, 1988)
• Het is hier net een hotel, zegt hij, heel wat beter dan die politiecel. Maar zijn straf valt hem toch zwaar. Nooit weer, de laatste keer - echt.
'Huisje, boompje, beestje - dat is mijn streven', zegt Robert. (de Groene Amsterdammer, 27/03/1996)
• Ik ben niet geschapen voor het gezinsleven… Huissie, boompie, beessie… (J.A. Deelder: Angel Eyes. 1998)
• De 15-jarige Ruben uit Rotterdam, vertelde de propvolle zaal hoe hij de therapie onderging en sindsdien nog maar één wens heeft: ‘Huisje, boompje, beestje, daar werk ik nu aan.’ (Trouw, 23/10/1998)
• Huisje, boompje, beestje - het oude gezinsideaal is weer springlevend. (Vrij Nederland, 19/05/2001)
• 32! Ik dacht altijd dat je dan al heel truttig moest zijn. Huisje, boompje, beestje, en zo. (HP/ De Tijd, 08/02/2002)
• De jeugd bezondigt zich vooral aan experimenteergedrag en niet, zoals de politie in Volendam stelt, aan excessief gebruik, zegt de directeur van het Instituut voor onderzoek naar Leefwijzen en Verslaving. ,,Die percentages die over Volendam in de krant stonden, zijn ridicuul. Dat zijn indianenverhalen. Voor veel jongeren geldt dat ze een korte periode, zo tussen 16 en 20 jaar, experimenteren en daarna afhaken als ze huisje, boompje, beestje krijgen.'' (Algemeen Dagblad, 11/11/2002)
• En verder dacht ik: je hebt maar één leven en dat wilde ik niet invullen met huisje, boompje, beestje. Ik wilde er zijn voor de mensen. (HP/ De Tijd, 11/07/2003)
• Daarnaast kreeg ik verkering met mijn vrouwtje en leerde daardoor een hele andere wereld kennen. In plaats van altijd bij de jongens zijn, werd het ineens huisje, boompje, beestje. (Paul C. Vos: Hooligans. 2006)
• Ik krijg het Spaans benauwd bij de gedachte aan trouwen. Dat wordt huisje-boompje-beestje met Cor, en verder niks. (Astrid van der Star: Van lief naar lef. 2007)
• Familierecht of mediation is niks voor hem. Hij heeft niks met huisje boompje beestje kindje auto. (Hans Dagelet: De man met de vier o's. 2011)
• Dat jaren zwerven door de tropen drukt zijn stempel op een mens. Gewoon, huisje-boompje-beestje, het ideaal waar ik op mijn achtendertigste soms van droom.’ (Catalijn Claes: Open einde. 2014)
• In 1956 werd het huisje-boompje-beestje-ideaal officieel parlementair overboord gegooid. (Bastiaan Ragas: Huisje, boompje, buikje. 2015)
• Huisje boompje beestje, en leuke hobby’s die moeten beletten dat ze zich ophangen aan het boompje. (Tim Foncke: God is klein geschapen. 2016)
• Bovendien heb ik lang gedacht dat ik niet geschikt ben voor een normale, vaste relatie. Ik ben niet zo’n huisje-boompje-beestjetype, simpel gezegd. (Sofie Rozendaal: De stilte in bed. 2019)
• Vroeger was je een bevlogen documentairemaker, je beet je helemaal vast in een verhaal tot je het tot op de bodem uitgezocht had. Daarbij was je ook gewoon goed in wat je deed, maar dan is je vriendin zwanger en ineens ga je huisje boompje beestje doen. (Wibo Kosters: Radio transzoeloe. 2019)

< >