HOF
Hall of fame
Marc De Coster (2020-2023)
1) (1971) (zeem.) afkorting van hofmeester, degene die belast is met de zorg voor de maaltijden en het logies; steward. • De oudste officier klakt met de tong. 'Hij is voor de bakker, hof!' (K. Norel: Bij de marine. 1971) • Hof. Hofmeester, bedienend personeel in cafe-taria, gouden bal of longroom. Term wordt zeker in de longro...
Direct toegang tot alle 20 resultaten over Hof?
Wiktionary (2019)
hof - Zelfstandignaamwoord 1. (n): de uitgebreide huishouding van een vorstelijke, bijvoorbeeld koninklijke familie 2. (n): (juridisch) een instelling waar recht gesproken wordt 3. (m): een stuk bebouwd land of tuin Woordherkomst > Germaans *hof- > Proto-Indo-Europees *keup-, gevormd uit *keu- «bocht...
Muiswerk Educatief (2017)
hof - zelfstandig naamwoord 1. paleis en huishouding van de koning(in) ♢ aan het hof wordt hier niet over gesproken 1. de hof van Eden [het paradijs] 2. aangelegde tuin...
Marc De Coster (2017)
Hof - persoon belast met de zorg voor de maaltijden en het logies; de steward. Afk. van hofmeester.
Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)
tuin Ze was woedend. Ze toonde mij een besmeurde schoen. 'Wie heeft er hier godverdomme in onzen hof gescheten?' Ze begon nu haast te huilen. (Eriek Verpale, Gitta) Geen Algmeen Nederlands
Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)
Dit woord heeft een bijzondere ontwikkeling doorgemaakt, waardoor het verschillende betekenissen heeft gekregen, waarvan de meeste thans nog in gebruik zijn: 1. omheinde ruimte, in het bijzonder open erf, meer speciaal 2. boerderij (bijvorm hoeve), waaruit in de middeleeuwen ontstond 3. centrale hoeve van de landeigenaar, die van daaruit zijn gedee...
drs. L.A. Beeloo (1981)
Officieel bestaat een „Hof” niet in Nederland. Men bedoelt ermee het Huis van H.M. de Koningin. De koningin richt haar Huis naar eigen goeddunken in, betekent dus: richt haar hofhouding in zonder inmenging van de regering, van de ministers. De hofdignitarissen worden door haar benoemd enAfb. 22 Middeleeuwse ruïne uit Oud-Castili&eu...
Walter De Clerck (1981)
Het gewone woord voor: tuin; - soms bep. in toep. op een boomgaard, een bij een woning behorend erf; zelden in toep. op een boerderij. Zij hebben een Duitse herder gehad.... Die ging in de hof. Die andere die ze nu hebben, schijt altijd op het koertje, THEYS 1972, Z4. Gevraagd: Gepensioneerde voor onderhoud van hof, Reklamegids 25/1/1976....
Hans Heestermans (1977)
hof - vrouwelijk schaamdeel (vgl. tuin). In de verb. de hof omspitten, coïre. Eerje hebt... vernomen, Datje hofje wiert beplant, St. Nicolaes Milde Gaven [1640].Indien hy geweten had, dat 'er nog vier nevens hem waren, die myn hof by gelegentheid eens om kwamen spitten, De Openhertige Juffrouw' 1, 97 [± 1769].
Van Dale Uitgevers (1950)
(hoven), I. m., 1. (Zuidn.; in N.-Nederl. gew., dicht, of deftig), omheind stuk grond beplant met bloemen, kruiden of bomen, tuin: de bloemen in de hof; patiëntie is een goed kruid, maar het wast niet in alle hoven, niet iedereen bezit geduld; — hij heeft in zijn eigen hof genoeg te wieden, heeft met zijn eigen zake...
M. J. Koenen's (1937)
I. m. hoven; omheinde ruimte, tuin, (Z.-N.), lit. t. of vero.: bloemen in veld en hof; huis en hof verkopen; II. o. hoven, (bet. 4) gmv.; 1. afgesloten of begrensde ruimte met woningen van oude vrouwen: een begijnhof; zie ook hofje; 2. woning van een vorst, vorstelijk verblijf; paleis; bij overdr. hofhouding: aan het hof verblijven, de dames en he...
Dr. L.M. Metz (1937)
Omstreeks 700—1100 was langzamerhand het grondbezit in handen der kerken en der edelen gekomen, behalve in het Oosten van ons land, waar weinig persoonlijk bezit, maar meergemeene marken met vrije markgenooten waren. De kern van het bezit van den heer, van de kerk of van de abdij was het hof, de havezate. Er waren dus heerenhoven en geestelij...
Jozef Verschueren (1930)
m. (in betek. I 1) o. in de andere betek. (hoven; -je] [~ heuvel] I. Eig. omsloten stuk grond nl. 1. tuin: van Eden, lusthof, lustoord; in zijn eigen genoeg te wieden hebben, met zijn eigen zaken genoeg te doen hebben. Syn. ➝ gaard. 2. bij een woning behorend erf: huis en -. 3. a. Algm. binnenplein met daaromheen gelegen woningen; begijnhof, b....
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
Hof - 1) zie GERECHTSHOF. 2) stad in het N. van het Beiersche regeeringsdistrict Oberfranken, aan de Saale, dicht bij de Saksische grens, 24 K.M. ten Z.O. van Plauen; 42.000 inw. Middelpunt van de Noord-Beiersche wol- en katoennijverheid.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel lid van Ensie en geniet van alle voordelen: