Gepubliceerd op 25-10-2017

hof

betekenis & definitie

hof - Zelfstandignaamwoord
1. (n): de uitgebreide huishouding van een vorstelijke, bijvoorbeeld koninklijke familie
2. (n): (juridisch) een instelling waar recht gesproken wordt
3. (m): een stuk bebouwd land of tuin

Woordherkomst
> Germaans *hof- > Proto-Indo-Europees *keup-, gevormd uit *keu- «bocht, holte» met een achtervoegsel. Vgl Oudsaksisch hof, Oudhoogduits hof (Duits Hof), Oudnoors hof (Oudnoors hov).

Verwante begrippen
[1] hofhouding, [2] rechtbank, gerechtshof, [3] binnenplaats, erf, gaard, gaarde, patio, tuin
Zie ook
Hof