hef
...
Van Dale Uitgevers (1950)
m., (w. g.) het heffen: met één hef iets opnemen ; — iem. een hef geven, een schop ; — een flinke hef aan zijn glas geven, een flinke teug drinken.
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Marc De Coster (2020-2025)
(2022) (Ned. stud.) heftig. • Hef - heftig. “Ik vind het zo hef, die esca van gister.” (www.susa.nl/studentencontent/blog, 03/03/2022)
Wiktionary (2019)
hef - Zelfstandignaamwoord 1. bezinksel van vloeistoffen hef - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heffen ♢ Ik hef 2. gebiedende wijs van heffen ♢ hef! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heff...
Jozef Verschueren (1930)
I m. (-fen) 1. Eig. het eenmaal heffen : met een iets opnemen. 2. Metn. schop : iemand een geven. II. v. 1. Eig. bezinksel van vloeistoffen. 2. Metf. uitvaagsel, gemeen : de des volks. Syn. → gepeupel.
J.H. van Dale (1898)
Het begrip hef heeft 2 verschillende betekenissen: 1. hef - HEF ook HEFFE, v. (gew.) gist: een koek zonder heffe; — grondsop, droesem, bezinksel van vloeistoffen de hef van het bier; — (fig.) uitvaagsel: de heffe des volks, het laagste gemeen, het grauw. 2. hef - HEF m. het éénmaal heffen: met eenen hef iets opnemen; &...
Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)
I.M. Calisch (1864)
Hef, *-FE, v. gmv. grondsop, droesem, het onderste; (fig.) de heffe des volks, het laagste gemeen, het graauw. *-BOOM, m. (-en), koevoet, dommekracht; (zeew.) handspaak. *-DEEG, o. gmv. gest. *-FEN, bw. ong. (ik hief, heb geheven) optillen; verhoogen; ten doop -, houden; zie VERHEFFEN; geld - (opnemen); schattingen - (doen innen). *-FER, m. (-s...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: