Wat is de betekenis van Hef, heffe?

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hef, heffe

v., HEFFE, 1. (veroud., gew.) gist: een koek zonder heffe; 2. grondsop, droesem, bezinksel van vloeistoffen : de hef van het bier; — (fig.) uitvaagsel: de heffe des volks, het laagste gemeen, het grauw.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

hef, heffe

v.; 1. grondsop, droesem, bezinksel: de hef van het bier; 2. uitvaagsel: de heffe des volks.