gemeen
gemeen - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ge-meen 1. bedoeld om te benadelen of te kwellen ♢ het is een gemene streek dat je die poes zo plaagt 2. hevig, heel erg ♢ het is vandaag gemeen koud bu...
Nederlands woordenboek voor onderwijs
gemeen - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ge-meen 1. bedoeld om te benadelen of te kwellen ♢ het is een gemene streek dat je die poes zo plaagt 2. hevig, heel erg ♢ het is vandaag gemeen koud bu...
Geschreven door Dr. E. Schröder, 1980
De oorspronkelijke betekenis van dit zeer oude woord is: gemeenschappelijk. In die zin zeggen wij nu nog: gemene zaak met iemand maken, de gemene haard enz. Daaruit vloeit voort: niet bijzonder, gewoon, alledaags. Zo spreekt men van de gemene man, een gemeen soldaat. Uit de betekenis: alledaags ontstond die van: waardeloos, gering van hoedanigheid,...
De Oosthoek is een Nederlandse encyclopedie die in verschillende uitvoeringen is verschenen
bn. en bw. (gemener, -st), I. bn., 1. gemeenschappelijk, aan meer dan één eigen of toebehorend: gemene muren, gemene sloten nz., waarop de eigenaars van aangrenzende erven gelijk recht of gelijkelijk betrekking hebben; gemene zaak met iemand maken, met hem gemeenschappelijk handelen, zijn partij kiezen; gemene averij, averij die ten...
Groot woordenboek der Nederlandsche taal
Het begrip gemeen heeft 2 verschillende betekenissen: 1. gemeen - GEMEEN, bn. bw. (-er, -st), gemeenschappelijk aan meer dan één eigen of toebehoorende: voor gemeene rekening, op gemeene kosten, voor gemeenschappelijke rekening, op gezamenlijke kosten; — gemeene muren, gemeene slooten enz. waarop de eigenaars van belendende erv...
Nederlandse encyclopedie
Gemeen (Het) is de naam, die gegeven wordt aan het graauw, de heffe des volks, de bewoners der stads-achterbuurten. Het bijvoegelijke naamwoord gemeen heeft om die reden de beteekenis van laag, onkiesch en slecht, ofschoon het ook wel gebruikt wordt in den zin van gewoon of dagelijksch en in dien van algemeen. Zoo had men weleer de Broederschap des...
Gerelateerde zoekopdrachten