gelegenheid
...
Jan Hoogland, Roel Otten | AUP Amsterdam Univerisity Press
Marc De Coster (2020-2024)
(18e eeuw) (euf.) mannelijk geslachtsdeel. • (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980)(citeert De Openhertige Juffrouw. ca. 1769)
Wiktionary (2019)
gelegenheid - Zelfstandignaamwoord 1. mogelijkheid tot ♢ In het schema is er gelegenheid om een kop koffie te drinken. 2. een zaak ♢ Weet jij een gelegenheid waar ik een nieuwe broek kan kopen? Woordherkomst Afgeleid van gelegen met het ach...
Muiswerk Educatief (2017)
gelegenheid - zelfstandig naamwoord uitspraak: ge-le-gen-heid 1. een gunstig moment ♢ dit is de gelegenheid om je wat te vragen 1. ik maak van de gelegenheid gebruik om .... [op dit gunstige moment...
Hans Heestermans (1977)
gelegenheid - mannelijk lid. Daar den goede dog onmagtigen (= impotente, H.) Adriaan my zoo dapper liefkoosde en streelde, dat hy my 't water in de mond deed komen, in voegen dat ik om al des werelds goed wel gewenscht zoude hebben, Dat het wat beter met zyn gelegentheid gestaan had, De Openhertige Juffrouw 1, 66 [± 1769].
J. van Donselaar (1936)
(de, -heden), (i.h.b.:) gelegenheid tot vervoer van een persoon, lift. De moestuin werd dus aangelegd, maar daar Caledonia ver van de stad gelegen is, was er toen zelden, misschien eens in de maand, gelegenheid van en naar Paramaribo (Bartelink 73).-Etym.: In AN veroud.-Syn. brik (2).Zie ook: drop, droppen.
Fa. A.J. Osinga (1952)
s., gelegenheit; ieder neemt de — waar, elk fisket op syn tij; een — voorbij laten gaan, in kâns forsitte; niet van de — gebruik maken, jins tij forsomje, de fûgel(s) oer it net fleane litte.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: