gelegenheid - mannelijk lid. Daar den goede dog onmagtigen (= impotente, H.) Adriaan my zoo dapper liefkoosde en streelde, dat hy my 't water in de mond deed komen, in voegen dat ik om al des werelds goed wel gewenscht zoude hebben, Dat het wat beter met zyn gelegentheid gestaan had, De Openhertige Juffrouw 1, 66 [± 1769].
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk