Wat is de betekenis van Doel?

2023-12-10
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

doel

doel - Zelfstandignaamwoord 1. het punt waarop men zich richt Het doel van deze vergadering was het herzien van het schoolreglement. 2. (sport) een van de twee gemarkeerde ruimten op een sportveld, een bal die daarin op correcte wijze terechtkomt, levert een doelpunt op voor de tegenstande...

2023-12-10
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

doel

doel - zelfstandig naamwoord 1. wat je wilt bereiken ♢ mijn doel is: een eigen zaak 1. het doel heiligt de middelen [alles mag als het doel goed is] 2. het doel van de reis...


Direct alle 20 resultaten bekijken?

Word vriend van Ensie!

2023-12-10
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

doel

(zn) jonge vrouw LC.

2023-12-10
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

doel

- (vereniging) zonder winstgevend doel, (vereniging) zonder winstbejag, (vereniging) zonder winstoogmerk.

2023-12-10
Management begrippenlijst

Drs. J. Heemstra & Drs. H.E. Wijnberg (1991)

Doel

Toekomstige situatie die iemand (een handelende persoon of groep = actor) wil verwezenlijken. Hij meent het ontstaan daarvan actief te kunnen bevorderen of teweeg te brengen door handelen of ‘middelentoewijzing’. Indien het doel in de tijd haalbaar wordt verondersteld, met daarbij een aanduiding welke middelen noodzakelijk zijn of zijn vereist om d...

2023-12-10
Encyclopedie van het milieu

Oosthoek (1984)

Doel

Belg. gemeente in het noordoosten van de provincie Oost-Vlaanderen, op ca. 20 km van de stad Antwerpen en op enkele kilometers van de Ned. grens. In Doel staat aan de Schelde een van de twee grote kernenergieparken van België, met drie eenheden in werking. Doel 1 en Doel 2 werden resp. in 1974 en 1975 gestart. Beide hebben een vermogen van 392...

2023-12-10
Historische figuren van de Lage Landen

Dankers en Verheul (1965)

Doel

Johannes (Hans) van den (geb. 1937) Nederlands econoom en politicus, was in 1966 oprichter van Nieuw Links binnen de PvdA en schreef met anderen Tien over Rood. Was als eerste Nieuw Links'er kamerlid voor de PvdA (1967-1973) en werd in 1973 hoogleraar te Nijmegen. Nam daar echter in 1975 afscheid na conflicten met de marxistische studentenbewe...

2023-12-10
Lexicon van de Psychologie

N. Sillamy (1965)

DOEL

datgene wat men wil bereiken. Voor iemand die uitgehongerd is, is het voedsel waar hij naar verlangt een doel. Om dit te bereiken zal hij al zijn krachten bundelen. Een onbereikbaar doel kan door een ander, ongeveer gelijk doel vervangen worden. Tijdens de oorlog gingen de mensen als gevolg van het ontbreken van bepaalde produkten surrogaatprodukte...

2023-12-10
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Doel

s.n., doel (it), bidoeling, bistimming, wyt (it); zijnbereiken, ta jins doel slagje, komme; recht op hetaf praten, op it stik oan prate; hetstaat hem voor ogen, it doel sit by him foar.

2023-12-10
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Doel

o. (-en), 1. schijf waarop men schiet; — een drijvend doel (bij schietoefeningen der marine); — voorwerp of punt waarnaar men werpt (bij spelen); 2. voorwerp waarop men schiet: de jager miste nimmer zijn doel; — doel treffen, eig. en fig. (de beoogde uitwerking hebben); 3. mikpunt: hij was het doel hunner...

2023-12-10
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Doel

gemeente in België, prov. O.-Vlaanderen, in het land van Waas, aan de Schelde. 1956 ha, 1669 inw. Polderland, kleigrond. Landbouw.

2023-12-10
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

DOEL

is een gemeente in Oost-Vlaanderen, gelegen aan de Schelde, die hier 1440 m breed is. Op de vlakke polderbodem (1956 ha) bloeit landbouw; de Prosperpolder is 1051 ha groot. Inw. (1947): 1009. Doel is quarantaine-station voor schepen, welke de Schelde opvaren. De oude molen dient als museum. Eertijds hing de Waase heerlijkheid Doel lang af van de he...

2023-12-10
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

doel

o. -en in bet. 1 (1 schietbaan, vero. of Z.-N.; 2 schietschijf; 3 mikpunt eig. en fig.; 4 eindpunt van een reis, tocht enz.; 5 ruimte, waardoor men een bal moet zien te brengen; goal; 6 datgene, wat men zich voorstelt te bereiken; plan): 1 hotelnaam: de oude Doelen; 2 op het - schieten; een drijvend -; 3 die jager mist nooit zijn -; hij was het -...

2023-12-10
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Doel

Gem. aan de N. grens der prov. Oost-Vlaanderen, op den linkeroever van de Schelde. Opp. 1 957 ha, ingedijkte poldergrond. Ca. 1 650 inw. Landbouw. Te Doel is de Schelde bij hoog water 1 440 m breed (grootste breedte in België). De binnenvarende schepen worden te D. uit medisch oogpunt onderzocht en eventueel in quarantaine liggend gehouden....

2023-12-10
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

doel

o. (-en; -tje) [msch. ~ dal] I. Eig. 1. Oorspr. grensscheiding bestaande uit een greppel of een hoop zand. a. Veroud. greppel. b. Veroud. a. Algm. hoop zand. b. Inz. hoop zand achter de schietschijf opgeworpen. 2. Uitbr. [van 1 b b] a. Veroud. schietbaan, doelen. b. Bepk. a. schijf waarop men in een schietbaan mikt; op het schieten ; een drijv...

2023-12-10
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Doel

Doel - (Gr. telos, Lat. finis) is datgene, wat door een bewusten wil gesteld wordt als door zijn handelingen te verwezenlijken, van mogelijkheid tot werkelijkheid te maken. Volgens Kant is doel het begrip van een object, in zoover het tegelijk den grond der werkelijkheid van dit object bepaalt. Men spreekt van causa finalis, doel-oorzaak, omdat het...

2023-12-10
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Doel

o. (-en), 1. schijf waarop men schiet; een drijvend doel (bij schietoefeningen van de marine); voorwerp of punt waarnaar men werpt (bij spelen); 2. voorwerp waarop men schiet: de jager miste nooit zijn doel; doel treffen, eig. enfig. (de beoogde uitwerking hebben); 3. mikpunt: hij was het doel van hun plagerijen; 4. het van een reis, het punt wa...

2023-12-10
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

doel

doel, - o., plaats bij ’t voetbalspel, waar de bal moet doorgaan ; ,,doelman”, „doelverdediger”, m., speler,-die het doel bewaakt.

2023-12-10
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Doel

DOEL, o. schijf waarop men schiet; — een drijvend doel (bij schietoefeningen der marine); — voorwerp waarop men schiet: de jager miste nimmer zijn doel; — hij was het doel hunner spotternijen, het mikpunt; — het doel eener reis, ’t punt waarheen men reist; — (Zuidn.) achterste, aars; (ook) de wortels van een...

2023-12-10
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Doel

Doel, o. gmv. mikpunt; oogmerk, wit, doelwit; voornemen; een - beoogen; zijn - bereiken of missen; naar een - jagen; welk - hadt gij daarmede? het - heiligt de middelen, (leer der jezuïten). *-EINDE, o. (-n), zie DOEL. *-EN, ow. gel. (ik doelde, heb gedoeld), mikken, streven (naar iets); op iets -, iets beoogen, in het schild voeren. -, m. gm...