Gepubliceerd op 13-11-2017

doel

betekenis & definitie

doel - Zelfstandignaamwoord
1. het punt waarop men zich richt
Het doel van deze vergadering was het herzien van het schoolreglement.
2. (sport) een van de twee gemarkeerde ruimten op een sportveld, een bal die daarin op correcte wijze terechtkomt, levert een doelpunt op voor de tegenstander
Het doel op het speelveldje heeft geen net.

doel - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doelen
♢ Ik doel
2. gebiedende wijs van doelen
doel!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doelen
doel je?

Uitdrukkingen en gezegden
♦ een haalbaar doel
dat kan
♦ zich iets ten doel stellen
zich iets voornemen
♦ een bal voor open doel
dat is wel heel makkelijk en voor de hand liggend
♦ het doel heiligt de middelen
voor een goed doel zijn alle middelen toegestaan (dat is overigens maar zelden het geval vaak heiligt het doel de middelen juist niet)
♦ je doel voorbij schieten
je voornemen niet halen door teveel te doen

Synoniemen
[1] mikpunt, oogmerk, roos, schietschijf, target
[2] goal

Verwante begrippen
[1] opzet, plan, streefdatum, streefwaarde, [2] handbal, hockeyveld, voetbalveld, zijlijn