doel - zelfstandig naamwoord
1. wat je wilt bereiken
♢ mijn doel is: een eigen zaak
1. het doel heiligt de middelen
[alles mag als het doel goed is]
2. het doel van de reis
[het eindpunt]
3. doel treffen
[raak zijn]
4. je doel voorbijschieten
[door overdrijven je doel missen]
2. plek waar de bal in moet tijdens het voetbalspel
♢ dat was een schot op het doel
1. in eigen doel schieten
[jezelf benadelen]
2. scoren voor open doel
[op een gemakkelijke manier succes hebben]
Zelfstandig naamwoord: doel
het doel
de doelen
het doeltje
Synoniemen
bedoeling, goal, oogmerk
Gepubliceerd op 14-11-2017
doel
betekenis & definitie