Deugd — braafheid — heiligheid — vroomheid
Alle geven te kennen een hoogen trap van zedelijke volkomenheid. Deugd is innerlijke, zedelijke waarde, eene gemoedsgesteldheid, die ten goede drijft (een man van onverzettelijke deugd); het meervoud deugden duidt de hoedanigheden aan, die een deugdzaam man versieren (hij vereenigde de deugden van den burger met die des huisvaders). In figuurlijken...